Op een regenachtige vrijdagmiddag verzamel ik alle verdwaalde potjes uit mijn tuintje, verwijder het zevenblad dat er welig in tiert, en plant er zaadjes in van blauwe ochtendwinde. Ik zet ze binnen op een tafeltje voor het raam en wacht. Elke dag geef ik ze water en kijk frequent aandachtig naar de aarde.…
Hij haalde zijn bril uit het nachtkastje en terwijl hij zijn kamerjas aanworstelde, de warme voeten in de koude muiltjes stak geeuwde hij nogmaals, zij het ietwat onderdrukt, en liet vervolgens zich een eerste ochtendwind ontglippen, zij het minder onderdrukt.…
De ochtendwind is droog,
tranen laten weinig sporen na.
Diepe gedachten wil ik penselen,
maar ik praat alleen tegen het hek.
Moeilijk, moeilijk, moeilijk!”
---- ----
U kent mij niet, maar het is alsof de eeuwige zwijger hier in mij sprak.
Uit: “Liefde en wijsheid in het oude China” – vert. Yijun Wang, uitg.…