Een gelukkige lesbienne met een toverstaf

(voor Sofia Parnok (1885 - 1933))

Je bent geboren als Sofia Jakovievna Parnok op 11 augustus 1885 in Taganrog. In een Joodse apothekersfamilie. Jouw vader was Yakov Solomonovich Parnok. Jouw moeder Alexandra Idelson was één van de eerste, vrouwelijke, Russische artsen. Jouw oudste broer was Parnokh. In 1891 kregen jouw ouders de tweeling Valentin en Yelizaveta, waarna jouw moeder overleed. Valentin (1891 - 1951) was een dichter en Yelizaveta Jakovlevna (1891 - 1968) was een dichteres/kinderboekenschrijfster. Jouw vader hertrouwde al snel met jullie Duitse gouvernante, van wie je nauwelijks emotionele steun kreeg.

Jij was openlijk lesbisch. Je had jouw lesbische geaardheid meteen geaccepteerd, geïntegreerd en geëxploiteerd. Je leed aan de ziekte van Graves. In 1894 slaagde je op het Mariinskaya Gymnasium aan de Chekhov-straat 104. De zus van Anton Tsjechov, Maria Pavlovna Chekhova, zat ook op die school. Net als jouw zus Yelizaveta en de beroemde actrice Faina Ranevskaya. In 1902 had je op de Krim jouw eerste, lesbische ervaring met Nadezhda Pavlovna Polyakova, die vijf jaar jouw muze was. Je was niet monogaam. In mei 1903 studeerde je summa cum laude af.

Vanaf 1904 studeerde je drama aan het Conservatorium van Sint-Petersburg, opgericht in 1862, met als eerste directeur Anton Rubinstein. Ook Tsjaikovski, Rimski-Korsakov en Sjostakovitsj waren aan deze school verbonden. In 1905 begon je een studie muziek aan het Conservatorium van Genève, wat vrij snel mislukte. In 1906 woonde je bij Nadya Polyakova in Moskou. De prima ballerina Yekaterina Geltzer was jouw mecenas. In november 1906 verscheen jouw gedicht 'De Herfst Tuin' in het literaire tijdschrift 'Zhurnal Dlya Vsekh', wat daarna door de Russische autoriteiten verboden werd. In 1907 trouwde je met de dichter/toneelschrijver Vladimir Volkenstein (1883 - 1974) en in 1909 zijn jullie gescheiden. Daarna werd je journaliste. Op 5 mei 1912 overleed jouw vader.

Vanaf 1913 had je alleen nog liefdesrelaties met vrouwen, wat jouw creativiteit verhoogde, omdat je in je element, in je ware kern was. Zo had je o.a. de geliefden: de beroemde dichteres Marina Tsvetajeva, Lyudmila Erarskaya, de wiskundige Olga Tsuberbiller, Maria Maksakova en de natuurkundige Nina Vedeneyeva. Deze diepbeminde muzen zorgden ervoor dat je vijf dichtbundels publiceerde. Je schreef over jouw zeven lesbische geliefden en je werd de 'Russische Sappho' genoemd. In 1916 verscheen jouw eerste dichtbundel 'Gedichten' met 60 gedichten erin. In 1922 verscheen de dichtbundel 'Rozen van Pieria' en in 1923 verscheen 'De Wijnstok'.

In 1923 ontmoette jij Olga Tsuberbiller, jouw beste vriendin en beschermengel. In 1926 ging je bij Olga aan de Smolensky Boulevard wonen. In 1928 kreeg je ernstige gezondheidsproblemen en depressies en jouw dichtbundel 'Met zachte stem' verscheen. In 1928 kreeg je een publicatieverbod en ging je de gedichten van Charles Baudelaire en het proza van o.a. Marcel Proust vertalen. In 1930 verhuisden jullie naar de Nikitsky Boulevard. In 1931 had je een liefdesrelatie met Maria en in 1932 met Nina. Jouw smachtende liefde voor de operazangeres Maria Maksakova werd niet beantwoord. Je schreef diverse libretti en jouw laatste libretto heb je aan haar opgedragen.

Op 26 augustus 1933 ben je om 11.30 uur in jouw bed in Karinskoye overleden. Je stierf door een hartaanval en je werd 48 jaar. Olga en Nina waren erbij. Op jouw nachtkastje stond een portret van Marina Tsvetajeva. Je bent in de begraafplaats Vvedenskoye in Moskou begraven, in het familiegraf van Olga. Nina verviel daarna in een langdurige depressie en Olga kreeg een relatie met de operazangeres/theosofische schrijfster Concordia Antarova.

De zangeres/gusli-speelster Elena Frolova (1969, Riga) heeft jouw gedichten op muziek gezet op haar album 'Wind from Viagolosa' uit 2002.