Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Op jouw 80-ste verjaardag door Hitler gefeliciteerd

(voor Ricarda Huch (1864 - 1947))

Je bent geboren op 18 juli 1864 in de Villa Bierbaum op Petrithor-Promenade 16 in Braunschweig. Jouw moeder was Emilie Hähn (1842 - 1883) en jouw vader was Richard Huch, een koopman. Jouw oudere zus was Lilly (1859 - 1947) en jouw oudere broer was Rudolf (1862 - 1943). Rudolf was een schrijver, net als jouw neven Friedrich en Felix en hun moeder Marie Huch, de dochter van de schrijver Friedrich Gerstäcker en de hofactrice Anna Sauer. Marie woonde op de Hagenmarkt 13 in Braunschweig. Marie trouwde op haar 17-de met de 36 jaar oudere William Huch, met wie zij zes kinderen kreeg. William pleegde in 1888 zelfdoding. Friedrich had contact met Thomas Mann en Rainer Maria Rilke. Vanaf jouw vijfde schreef jij gedichten.

Jij groeide op in een statige villa op de Hohetorpromenade 11 in Braunschweig. In 1961 is deze villa gesloopt. Jij had een zorgeloze jeugd en jij was goed bevriend met de dichteres/kinderboekenschrijfster Anna Klie, die met de leraar/literatuurwetenschapper Hans Martin Schultz getrouwd was. Via Anna leerde jij het werk van de dichter Gottfried Keller kennen. In 1879 trouwde jouw zus Lilly met haar neef Richard Huch, een advocaat. In 1880 werd jij smoorverliefd op jouw zwager Richard Huch, wat een groot schandaal was en in 1886 moest jij Braunschweig verlaten. Je ging naar Zürich om jouw middelbare schooldiploma te halen. Daarna studeerde je geschiedenis, filosofie en filologie, wat in Duitsland niet kon. In 1891 voltooide je jouw studie en verscheen 'Gedichte' in Dresden.

Je was bevriend met de wetenschapper/biologe Marianne Plehn en haar zus, de schilderes Rose Plehn. In Pension Walder in Hottingen ontmoette je de wetenschapper/scheikundestudente Marie Baum, die jouw levenslange vriendin werd. In 1892 was jij de eerste, Duitse vrouw, die promoveerde aan de faculteit filosofie van de Universiteit van Zürich. Je werkte als assistente in de Zentralbibliothek Zürich, Zähringerplatz 6. Op 1 november 1891 werd jij secretaresse in de Zentralbibliothek, wat jij saai en onvruchtbaar vond. In 1892 verscheen jouw dramaspel 'Evoe', wat succesvol was. In 1894 verscheen 'Gedichte' in Leipzig en in het najaar van 1894 verliet je de bibliotheek. Jij las hoe de protestantse geestelijke Johann Jakob Wick een geval van exorcisme beschreef, wat jou tot de novelle 'Eine Teufelei' inspireerde. Je was lerares in Zürich en Bremen en in 1897 ging je in Wenen wonen.

In 1898 trouwde jij met de tandarts Ermanno Ceconi (1871 - 1927) en op 9 september 1898 werd jullie dochter Marie Antonie geboren. Op 9 september 1899 werd jullie dochter Marietta geboren. Van 1898 tot 1900 woonden jullie in Trieste, waar Ermanno geboren was. Omdat jij uitgebreid over de Risorgimento en de guerrillastrijder Giuseppe Garibaldi schreef, werd jij door de Italiaanse fascisten gewaardeerd en werd jij in nazi-Duitsland niet vervolgd. In 1900 verhuisden jullie naar München en werd de schilderes Sophie von Scheve jouw vriendin. Zij woonde op de Rottmannstrasse 17, waar voorheen de schilder Hugo Wilhelm Kauffmann woonde en werkte. In 1903 maakte Sophie een portret van jou. In 1905 kregen Ermanno en Kate Huch een liefdesrelatie met elkaar. Kate was de dochter van jouw zus Lilly, die een relatie met Richard Huch had. In 1907 hertrouwde jij met Richard Huch en woonde je weer in Braunschweig, op de Bruchtorwall 1, tot 1910. In 1911 zijn Richard en jij gescheiden. Op 22 september 1913 overleed jouw vriendin Anna Klie op de Uhlentwete 1 in Braunschweig. In 1914 overleed Richard.

Jij woonde voornamelijk in München, waar jij veel belangrijke boeken schreef, zoals in 1916 'Luthers Glaube', in 1921 'Entpersönlichung', in 1923 'Michael Bakunin und die Anarchie', in 1925 'Stein', over Karl Reichsfreiherr vom Stein, en 'Graf Mark und die Prinzessin von Nassau-Usingen' en in 1926 Die wiederkehrende Christus'. In 1926 trouwde jouw dochter Marietta met de politicus/advocaat Franz Böhm. In 1926 werd jij als eerste vrouw lid van de Pruisische Dichtersacademie. In 1927 verhuisde je met Marietta en Franz naar Berlijn, waar je tot 1932 woonde. Op 14 juni 1929 werd jouw kleinzoon Alexander Böhm geboren. Je was vijandig jegens het nationaal-socialisme, maar vanwege jouw Italiaanse connecties werd je gedoogd. Van 1935 tot 1947 woonde je net als Marietta, Franz en Alexander in Jena. Jij woonde op de Oberen Philosophenweg. Jouw appartement was een ontmoetingsplaats voor de tegenstanders van het nationaal-socialisme. Er kwamen ook mensen, die later bij de mislukte moordaanslag op Hitler betrokken waren.

Franz verloor zijn baan als leraar aan de Universiteit van Jena. Toch werden jullie beschermd door de nazi-politicus/minister van Justitie Franz Gürtner, die op 29 januari 1941 overleed. In 1944 ontving jij voor jouw hele oeuvre de Wilhelm Raabe-prijs van de stad Braunschweig. Op jouw tachtigste verjaardag in 1944 ontving jij persoonlijke felicitatie-telegrammen van Hitler en Goebbels. Die sukkels hadden jouw camouflagetechnieken niet eens door. Na de oorlog heb je de biografieën van verzetsstrijders vastgelegd, zoals van de indrukwekkende leden van de verzetsgroep de Weisse Rose en dan met name Sophie en Hans Scholl. In 1946 kreeg jij van de Friedrich-Schiller-Universität Jena een eredoctoraat. Je ging naar Frankfurt am Main, waar Franz Böhm minister van Cultuur in Hessen was. Jij overleed op 17 november 1947 in een pension in de wijk Schönberg, in de stad Kronberg im Taunus. Je werd 83 jaar en je bent in een eregraf op de hoofdbegraafplaats in Frankfurt begraven.

Schrijver: Joanan Rutgers
26 mei 2020


Geplaatst in de categorie: idool

5.0 met 1 stemmen 28



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)