Bij 'Go insane' van Lindsey Buckingham
(voor Howard Phillips Lovecraft (1890 - 1937))
Jij bent geboren op 20 augustus 1890 in Providence. Jouw ouders waren Winfield Scott Lovecraft en Sarah Susan (Susie) Phillips. In april 1893 werd jouw vader na een psychotische tijd in een hotel in Chicago in het psychiatrische Butler Hospital op 345 Blackstone Boulevard in Providence opgenomen. Hij is daar in 1898 door een laat stadium van syfilis overleden. Jij beweerde altijd door slapeloosheid en overwerk. Jij woonde bij jouw moeder. tantes Lillian en Annie en grootouders Whipple en Robie. Jij werd door jouw verdrietige moeder in de watten gelegd en continu in de gaten gehouden. Op jouw derde kon jij al lezen en schrijven. Jouw opa stimuleerde jouw liefde voor de literatuur. Jij werd beïnvloed door Ann Radcliffe, Matthew Gregory Lewis, Charles Robert Maturin, Samuel Taylor Coleridge, Thomas Bulfinch, Ovidius en Gustave Doré. In 1896 overleed jouw oma Robie, wat veel somberheid teweeg bracht en jij kreeg nachtmerries.
Vanaf jouw 8-ste bestudeerde jij de astronomie, waar jij door geboeid bleef. In 1904 overleed opa Whipple door een beroerte. Jouw moeder kon het familiehuis niet onderhouden en zij verhuisde met jou naar een kleine duplexwoning. Jij was suïcidaal, maar jouw wetenschappelijke nieuwsgierigheid verhinderde dat. In de herfst van 1904 ging jij naar de middelbare school, waar jij tijdelijk langere tijd werd verwijderd, vanwege persoonlijk instortingsgevaar en conflicten met de leraren. Jij was vooral goed in schei- en natuurkunde. Jij schreef de korte verhalen 'The Beast in the Cave' (1904) en 'The Alchemist' (1908). In 1908 kreeg jij opnieuw een ernstige inzinking en leed jij aan stress, hoofdpijn en slapeloosheid. Jij leed aan vreselijke tics en soms stond jij plotseling op en begon jij te springen. Jij leed waarschijnlijk aan chorea minor/St. Vitus' dans en een atypische depressie. Jij kon het nauwelijks verdragen om iemand te zien of te spreken en jij kon geen daglicht verdragen. Jullie gingen financieel alsmaar achteruit en jij was mensenschuw. 's nachts reciteerde jij samen met jouw moeder Shakespeare en dachten de buren dat jullie ruzie hadden.
In 1912 verscheen jouw gedicht 'Providence in 2000 na Christus' in een krant en jij schreef racistische poëzie, zoals 'New-England Fallen' en 'On the Creation of Niggers'. In het pulptijdschrift 'The Argosy' publiceerde jij kritische brieven over en aan de schrijver Frederick J. Jackson. Jij noemde zijn verhalen 'triviaal, verwijfd en soms grof'. Jouw grootste tegenstander was John Russell, die net als jou op verzoek van de amateurjournalist Edward F. Daas lid werd van de United Amateur Press Association, de UAPA. Jij stortte jezelf vol vuur op de amateurjournalistiek. Jij geloofde in de suprematie van het Brits Engels boven het modern, Amerikaanse Engels. Medio 1915 werd jij vicepresident van de UAPA en van 1917 tot 1918 president. Vanwege de Eerste Wereldoorlog publiceerde jij kritieken op de aarzeling van de Amerikaanse regering en het publiek om in te grijpen en o.a. Engeland te beschermen. In juni 1917 schreef jij 'The Tomb', geïnspireerd door Edgar Allan Poe en in maart 1922 gepubliceerd. Jij schreef ook 'Dagon'. Dagon is de Sumerische vruchtbaarheidsgod van vissen en granen, waar jij ook in de horrorroman 'The Shadow over Innsmouth' (1931) over schreef, over de Cthulhu Mythos, bedacht door de schrijver/antholoog August William Derleth.
Derleth was jouw eerste boekuitgever. Hij correspondeerde vanaf zijn tienertijd met jou. Hij was zes jaar met Sandra Evelyn Winters getrouwd, met wie hij April Rose en Walden William kreeg. Zijn privébibliotheek telde ruim 12.000 boeken, waarvan een stripboekencollectie, die miljoenen dollars waard is. In 1909 verscheen jouw eerste sciencefictionverhaal 'Beyond the Wall of Sleep'. Jij mocht niet in het Amerikaanse leger en niet bij de Rhode Island National Guard, wat ook door jouw moeder is verhinderd. Jouw moeder kreeg een geestelijke inzinking en in maart 1919 ging zij naar het Butler Hospital, waar jij haar bezocht en met haar wandelde. Jij raakte bevriend met Lord Edward Dunsany, die jou adoreerde en die met Lady Beatrice Child Villiers getrouwd was, met wie hij de zoon Randal kreeg. Edward was bevriend met Rudyard Kipling. Vanaf 1920 was jij ook bevriend met de schrijver Frank Belknap Long. Hij was het meest invloedrijk op jou en jouw naaste vertrouweling. In november 1921 verscheen 'The Nameless City' en in april 1926 'The Outsider', met als epigraaf iets uit het gedicht 'The Eve of St. Agnes' van John Keats. Het hoofdpersonage in 'The Outsider' wordt als monster door de mensheid buitengesloten, wat zijn eenzaamheid verdubbelt. Jij had een negatief zelfbeeld en jij vond jezelf altijd lelijk.
Op 24 mei 1921 overleed jouw moeder in het Butler Hospital. Net als bij haar opname wilde jij weer sterven, maar dat sloeg om naar onafhankelijke levenslust en vitaliteit. Tijdens de amateurjournalistenconventie in Boston ontmoette jij de onweerstaanbaar hoogst aantrekkelijke, Joodse schrijfster Sonia Haft Shafirkin, geboren op 16 maart 1883 in Ichnia, provincie Tsjechnihiv in Oekraïne. Zij was in 1899 als 16-jarige met de Rus Samuel Seckendorff (Greene) getrouwd. Hun zoon overleed na 3 maanden en hun dochter was de journaliste Florence Carol Weld. Samuel overleed in 1916, blijkbaar door zelfdoding. Op 3 maart 1924 zijn Sonia en jij met elkaar getrouwd en gingen jullie in haar appartement op 793 Flatbush Avenue in Brooklyn wonen. Jij publiceerde verhalen in 'Weird Tales' met de redacteur Edwin Baird en later Fransworth Wright, die jouw inzendingen vaak afwees, maar na jouw overlijden alsnog plaatste. Sonia verhuisde in haar eentje naar Clevelanden jij naar een klein onderkomen op 169 Clinton Street, wat je walgelijk vond. Bij een inbraak werd alles van jou meegenomen. Jij verhuisde naar Brooklyn Heights en in 1926 ging jij naar Providence terug. Daar woonde jij tot 1933 bij jouw tantes in een ruim, houten, Victoriaans huis op 10 Barnes Street. Vervolgens ging jij op 66 Prospect Street wonen, jouw laatste adres.
Terug in jouw geliefde Providence schreef jij enkele van jouw meest belangrijke prozawerken, die deels autobiografisch zijn. Vanaf 1930 correspondeerde jij met de schrijver Robert Ervin Howard, die o.a. Conan de Barbaar creëerde. Sonia en jij zijn gescheiden, al heb jij de scheidingsakte nooit ondertekend. Zij verhuisde in 1933 naar Californië, waar zij in 1936 met dr. Nathaniel Abraham Davis trouwde en juridisch aan bigamie deed. Eind 1936 eindigde jouw literaire carrière. Na de vijandelijke ontvangst van 'At the Mountains of Madness' was jij niet meer in staat om fictie te schrijven. Op 10 juni 1936 hield Robert E. Howard samen met zijn vader Isaac Mordechai Howard en enkele familievrienden een stervenswake bij zijn moeder Hester Jane Ervin Howard, die jarenlang aan tuberculose had geleden. Robert dronk heel veel koffie en 's ochtends op 11 juni 1936 vertelde de verpleegster hem, dat zijn moeder niet meer uit haar coma zal ontwaken. Vervolgens liep hij naar zijn auto en haalde hij een pistool uit het dashboardkastje, waarna hij zichzelf door het hoofd schoot. Rond 16.00 uur is hij overleden en zijn moeder de dag daarna. Robert had zijn zelfdoding al weken van tevoren gepland en een .380 Colt Automatic van zijn vriend Lindsey Tyson geleend. Op 10 juni 1936 kocht hij in Brownwood een begraafplaats voor zijn ouders en hem. Robert werd 30 jaar en zijn moeder en hij zijn in de Greenleaf Cemetery in Brownwood begraven. Zijn vader later ook.
In Roberts typemachine stond een papiertje met de tekst 'Allen gevlucht, allen klaar, dus til mij op de brandstapel; Het feest is voorbij en de lampen gaan uit', uit een gedicht van Viola Garvin. De enige vrouw in zijn leven was de schrijfster/lerares Novalyne Price Ellis, die er met zijn vriend Truett Vinson vandoor ging. Jij troostte Isaac via brieven en jij schreef een in memoriam. Jij kreeg terminale dunne darmkanker en tot jouw overlijden op 15 maart 1937 in Providence had jij continu pijn. Jij werd 46 jaar. Sonia vernam pas in 1945 dat jij was overleden. Zij overleed op 26 december 1972 in het verpleeghuis Diana Lynn Lodge op 8647 Fenwick Street in Sunland-Tujunga, Los Angeles. Zij werd 89 jaar.
1 maart 2022
Geplaatst in de categorie: idool