Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

De arrogante Goethe de mond gesnoerd

(voor Rahel Varnhagen von Ense (1771 - 1833))

Jij bent geboren als Rahel Antonie Friederike Levin op 19 mei 1771 in Berlijn, in het hoekhuis van de Spandauer Strasse en de Königsstrasse, op de Königsstrasse 26, nu de Rathausstrasse, tegenover het voormalige stadhuis. Op nummer 35 woonde de schrijfster/salonnière Henriette Julie de Lemos-Herz, getrouwd met de filosoof/arts Marcus Herz. Jouw geboortehuis is rond 1900 opgeslokt door het Nathan Israël Warenhuis. Jij was Joods en jouw vader was een rijke juwelier/bankier Levin Markus Cohen (1723 - 1790) met een sterke wil. Hij regeerde autoritair-despotisch over zijn familie. Jouw moeder was Chaie Tobias, overleden in 1809. Jij was hun oudste dochter. Jij bezocht ook de literaire salon van Henriette Herz, net als o.a. Sophie Friederike Mereau en Brendel Mendelssohn. Sophie overleed op 31 oktober 1806 na de bevalling van haar zesde kind. Zij werd 36 jaar en zij is in de armenbegraafplaats van de Sint-Annakerk in Heidelberg begraven.

Jouw broers waren Markus Theodor (1772 - 1826), Ludwig Robert (1778 - 1832) en Moritz (1785 - 1846). Jouw zus was Rose (1782 - 1853). Jouw broer Ernst Friedrich Ludwig Robert was een toneelschrijver, dichter en vertaler, geboren op 16 december 1778 in Berlijn. Hij was bevriend met Ludwig Tieck, Heinrich von Kleist, Benjamin Constant, Victor Cousin, Jean Racine, Alexandre Duval en Pierre Baour-Lormian. Jij kreeg les van privéleraren en jij reisde in 1794 naar Breslau, in 1796 naar Teplice en in 1800 naar Parijs. In 1795 ontmoette jij Goethe voor het eerst in het kuuroord Karlovy Vary. Hij vond jou 'een meisje met een buitengewoon intellect' en 'een mooie ziel'. Jij correspondeerde veel met de arts in opleiding David Veit. Zijn broer Simon was getrouwd met Dorothea Schlegel. Als vrouw en Jodin had jij het moeilijk, omdat jij geen academische opleiding kon volgen en niet aan het intellectuele circuit kon meedoen. Dat maakte jou depressief.

Jouw beste vriendin was Pauline César, geboren op 5 mei 1778 in Berlijn. Zij had een liefdesrelatie met prins Lodewijk Ferdinand van Pruisen en vele, vele anderen. Vanaf 1799 was zij met Wilhelm Wiesel getrouwd, met wie zij de dochter Pauline kreeg, die na 11 dagen overleed. Met generaal Pavel Andrejevitsj Sjoevalov kreeg zij de dochter/gravin Pauline van Shuwalow (1803 - 1818). Pauline hertrouwde in 1828 met de officier Jules Michel Vincent. Zij bezocht jou in jouw zolderappartement aan de Jägerstrasse in Berlijn. Van 1806 tot de jaren 1820 was jouw salon gesloten. Jij was ook bevriend met de dichter/diplomaat Karl Gustav Brinckmann. Jouw zus Rose trouwde op 8 februari 1801 met de Nederlandse jurist Carel Asser, advocaat in Den Haag. Van 1793 tot de herfst van 1808 woonde jouw familie in de Jägerstrasse 54. Jij weigerde een voor jou gearrangeerd huwelijk in Breslau en in de winter van 1808-1809 ging jij op de Charlottenstrasse 32 op jezelf wonen. Vanaf 1810 woonde jij op de Behrenstrasse 48, waar later jouw broers Moritz en Ludwig Robert bij jou gingen wonen. Broer Markus had het bankbedrijf van jullie vader overgenomen.

In het voorjaar van 1796 werd jij de geliefde van Karl Friedrich Albrecht Finck von Finckenstein, die in Schloss Alt Madlitz woonde. Eind 1799 gingen jouw verloofde Karl en jij uit elkaar en na een afscheidsbrief ging jij met gravin Schlabrendorff naar Parijs. Karl wilde niet met jou trouwen. Jouw andere verloofde, Rafael Eugenio Rufino d'Urquijo Ybalzal y Taborga, was een ruziemaker en hij wilde ook niet met jou trouwen. Andere belangrijke salonnières waren Henriette Julie Herz, Amalie Meyer Wulff, Rahel Robert-Tornow en jouw nicht Jette Solmar. Enkele beroemde gasten van jou waren Johann Paul Friedrich Richter, Ludwig Tieck, Friedrich von Gentz, wiens minnares de 46 jaar jongere ballarina Franziska Elssler was, Friedrich Schlegel, Friedrich de La Motte Fouqué, prins Lodewijk Ferdinand en Pauline César. Karl Finck von Finckenstein overleed op 29 augustus 1811 in Alt Madlitz door de tyfus. Hij werd 38 jaar en hij was getrouwd met Rosa Marquise de Mello e Carvalho. Rafael trouwde op 15 juli 1814 met Louise von Fuchs. Op 27 september 1814 trouwde jij met jouw verloofde, de diplomaat/historicus/biograaf/militair Karl August Varnhagen von Ense, geboren op 21 februari 1785 in Düsseldorf. Vier dagen eerder was jij protestants geworden.

Tijdens de Befreiungkriege (1813 - 1815) woonde jij samen met de actrice Auguste Brede en Johanna Raymann op de Fleischhauergasse 681/11 op de tweede verdieping. Daar waren de bezoekers o.a. Ludwig Tieck, Friedrich von Gentz, de dirigent Carl Maria von Weber, Clemens Brentano, de filosoof Johann Gottlieb Fichte en de zangeres/actrice Sophie Schröder, de moeder van de sopranen Wilhelmine Schröder-Devrient en Betty Schröder en de schrijver Wilhelm Smets. Karl August's oudere zus was de dichteres/schrijfster Rosa Maria Antonetta Paulina Varnhagen, die in 1816 met de dichter/arts David Assur Assing trouwde, met wie zij 2 dochters kreeg; op 11 februari 1819 de vrijdenker/feministe Ottilie Davida Assing en op 22 februari 1821 de schrijfster Rosa Ludmilla Assing. Rosa en David ontvingen o.a. Heinrich Heine, Christian Friedrich Hebbel en Karl Gutzkow in hun salon. Jouw man behoorde tot de staf van prins Karl August von Hardenberg en jullie woonden in het hertogelijke Savoye klooster op de Johannesgasse 1035 in Wenen en later bij de huisbaas Kohn op de Judenplatz 372. Jij hielp mee in de salons van jouw jeugdvriendinnen Franziska von Arnstein en haar dochter Henriette von Pereira-Arnstein en de schrijfster Regina Frohberg (Rebecca Salomon).

Hertogin Wilhelmine von Sagan leerde jou zwemmen in een badhuis in Baden bei Wien, toen jij hoorde van de overwinning bij Waterloo. Op 8 september 1815 was jij in Frankfurt am Main en kreeg jij Goethe op bezoek. Jij schreef aan jouw man: 'Ik gedroeg mij heel slecht. Ik liet Goethe bijna niet aan het woord!'. Juist voortreffelijk gedaan. Jullie woonden in Karlsruhe, Baden-Baden en Mannheim. In oktober 1819 gingen jullie naar Berlijn terug, waar jullie bij de koopman Metke op de Französische Strasse 20 woonden. Daar verzorgde jij avondfeesten. Volgens de theoloog Philipp Konrad Marheineke leed jij jouw hele leven onder jouw kinderloosheid. Dit compenseerde jij door ijverig voor de dochters van Markus Theodor en zijn vrouw Henriette Sophie, Johanna en Fanny Maria Eusebia, te zorgen. De kinderen van Johanna en Gustav Ferdinand von Lamprecht en de kinderen van Fanny en de arts Johann Ludwig Casper werden ook liefdevol door jou verzorgd. Fanny en Johann kregen 4 dochters; Elise Antonia Luise (1824 - 1903), Pauline (1825 - 1904), Bertha (1829 - 1833) en Clara (1835 - 1894). Elise en Pauline waren jouw favoriete achternichtjes. Eduard Magnus portretteerde hen rond 1840. Zij hebben een tijd bij Karl August en jou gewoond.

In 1827 verhuisden jullie naar de piano nobile op de Mauerstrasse 36, wat jullie huurden van jullie zwager Heinrich Nikolaus Liman. Daar ontving jij o.a. de familie Mendelssohn, George W.F. Hegel, Heinrich Heine, de jurist/historicus Eduard Gans, de journalist/criticus Ludwig Börne en prins Hermann von Pückler-Muskau. Jullie gingen diverse keren naar Goethe in Weimar en naar het kuuroord in Teplitz, waar koning Friedrich Wilhelm III von Preussen in augustus 1822 meerdere keren de polonaise met jouw danste. Jij schreef vooral dagboeken en brieven. Er zijn ruim 6000 brieven van jou overgeleverd. Via Ottilie von Goethe kwamen jouw handgeschreven brieven op Goethe's bureau te liggen, die hij zeker niet van a tot z gelezen heeft, maar waar hij wel notitie van heeft genomen. Jij leed enkele decennia aan een systemische ziekte, wat jou fragiel maakte. In 1829 reisde jij nog naar Baden en Weinsberg. Jij leed aan reumatische pijnen en borstkrampen. Pauline César-Wiesel bezocht jou. Op 5 juli 1832 overleed jouw broer Ludwig Robert door de tyfus. Enkele weken later overleed zijn vrouw Friederike Braun ook door de tyfus.

Jij overleed op 7 maart 1833. Jij werd 61 jaar en jij bent in de Friedhöfe vor dem Hallesches Tor in Berlijn-Kreuzberg begraven. Uit angst voor schijndood werd jouw ontzielde overblijfsel tot 1867 bovengronds in een dubbele kist met kijkvensters geplaatst, die in een hal op de Friedhöfe vor dem Hallesches Tor stond. In 1867 is jouw overblijfsel naast jouw man Karl August begraven, die op 10 oktober 1858 overleed en in de Friedhöfe vor dem Hallesches Tor is begraven.

Schrijver: Sir Joanan Rutgers
22 oktober 2022


Geplaatst in de categorie: idool

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 38



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)