Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

De verboden liefde van een eenzame ziel

(voor Elizabeth Sparhawk (1885 - 1968))

Jij bent geboren als Elizabeth Huntingdon-Jones op 8 november 1885. Jouw vader was dominee John Sparhawk Jones en jouw moeder was Harriet Sterett Winchester, opgegroeid op het landgoed Clynmalira in Northern Baltimore County. Jouw vader was tot 1890 dominee van de Brown Memorial Presbyterian Church op 1316 Park Avenue in Bolton Hill, Baltimore. In die kerk zijn schitterende glas-in-loodramen van Louis Comfort Tiffany. Van 1887 tot 1900 was Maltbie Davenport Babcock ook dominee van deze kerk. Hij werd geprezen om zijn redenaarskunst en de kleurrijke metaforen in zijn preken. Zijn vrouw was Katherine Eliot Tallman en hun zonen Edward en John overleden jong. Hij schreef de bekende hymne 'This is My Father's World' en hij overleed op 18 mei 1901 in Napels. Hij was naar het Heilige Land geweest en hij pleegde zelfdoding door kwikchloride in te nemen en zijn polsen door te snijden. Hij was depressief. Hij werd 42 jaar en hij is in de Oakwood Cemetery in Syracuse begraven. Tiffany maakte het glas-in-loodraam 'The Holy City' ter ere van hem.

F. Scott Fitzgerald woonde op 1307 Park Avenue en Gertrude Stein op 2408 Linden Avenue in Baltimore. Jouw vader was zwaar depressief en jullie verhuisden naar Philadelphia, waar hij in 1894 de dominee van de Calvery Church werd, op 217 Fernbrook Avenue in Wincote of op 300 4th Street in Riverton. Jouw dominante moeder gaf jouw zus Margaret en jou les in de klassieke literatuur. Op jouw 7-de begon jouw passie voor de kunst. Jij won als kind de eerste prijs in een landelijke kunstwedstrijd en jouw ouders moedigden jou aan. Op jouw 15-de ging jij naar de Pennsylvania Academy of the Fine Arts, met Harrison S. Morris als directeur. Jij kreeg een liefdesrelatie met de mede-student/pacifist Morton Livingston Schamberg, die net als jou bij William Merritt Chase studeerde. Jij kreeg schetslessen van Thomas Anshutz, getrouwd met Effie Schriver Russell, en van Charles Sheeler, die goed bevriend met Morton was. Morton gaf jou les in de moderne kunst. Jouw ouders keurden Morton af, waarschijnlijk omdat hij Joods was. In 1906 hebben jouw ouders jou zover gekregen om de 2-jarige reisbeurs van de kunstacademie af te wijzen, want zo zou jij Morton niet in Parijs kunnen ontmoeten. Dit was het einde van jouw relatie met Morton. Morton overleed op 13 oktober 1918 door de grieppandemie en hij werd 36 jaar. Hij woonde met zijn vader in een hotel in Philadelphia. Zijn vader overleed ook door die grieppandemie.

In 1907 veranderde jij jouw achternaam in Sparhawk-Jones om de moeder van jouw vader te eren. In 1908 exposeerde jij jouw impressionistische schilderijen in het Carnegie Institute en werd jij met William Chase vergeleken. In 1908 won jij de Mary Smith Prize voor 'Roller skate'en in 1912 voor 'In the Spring'. In 1910 heeft Alice Kent Stoddard jou geportretteerd. Jouw vader overleed op 20 augustus 1910 in Bread Loaf, Vermont, waar jullie op vakantie waren. Hij werd 69 jaar. In 1910 ben jij met een Master's Degree afgestudeerd. In jouw schilderij 'Shoe Shop' uit 1911 zie je de dames bewegen en opgewonden raken. Ze gaan helemaal op in hun kooplust. Datzelfde dynamische effect zie je in 'Shop Girls' uit 1912 gebeuren. Die typisch vrouwelijke voorliefde voor mooie stoffen. In oktober 1913 trouwde Margaret in Parijs met Bayard Turnbull, tegen de wens van haar moeder in. Jouw moeder wilde dat jij haar kant zou kiezen, wat een gespannen relatie tussen Margaret en jou veroorzaakte.

Jij raakte uitgeput door jouw carrière-inspanningen, de spanning met Margaret en de financiële verliezen in de familie. Jij leed net als jouw vader aan een depressie. Jij verbrandde jouw schilderijen, waardoor er minder werken te koop waren. In 1913 kreeg jij een mentale inzinking en werd jij in de Pennsylvania Hospital for the Insane opgenomen, op 111 North 49th Street in Philadelphia. Deze ervaring veranderde jou voorgoed. Jij was doodsbang en intens eenzaam in deze inrichting, waar jij waarschijnlijk opium en kalmerende middelen kreeg. In 1916 ging jij bij jouw moeder wonen. In 1916 exposeerde jij 'The Gardener' in de Pennsylvania Academy of the Fine Arts. Op 25 oktober 1916 overleed jouw oud-leraar William Merritt Chase in NYC. Morton overleed op 13 oktober 1918. Hierdoor heb jij zo'n 12 jaar niet kunnen werken. In 1928 verbleef jij in de Yaddo Colony in Saratoga Springs.

Jij bezocht de MacDowell Colony in Peterborough, in 1907 opgericht door de componist Edward MacDowell en zijn vrouw, de pianiste/filantroop Marian Griswold Nevins. Daar ontmoette jij de dichter Edwin Arlington Robinson, met wie jij een romantische relatie had. Jij was verliefd op hem en de dichter D.H. Tracy noemde jullie relatie 'hoofs, stil en intens'. Jij vond hem een charmante, gevoelige en emotioneel geaarde man met hoge, morele waarden. In de MacDowell Colony verbleven ook: Lilla Cabot Jones (Lydia Cabot Perry), die er woonde, en de journalist/dichter/opiumverslaafde Luis Muñoz Marín, getrouwd met de schrijfster/dichteres Muna Lee, met wie hij 2 kinderen kreeg; Munita en Luisito. Verder de schrijfster Wilella Sibert Cather en de schrijver Thornton Niven Wilder. Wilder's zus Isabel was een schrijfster/biografe, zijn zus Charlotte was een dichteres en zijn broer Amos was een dichter/predikant. Zijn zus Janet was een zoöloge/filantroop. Thornton publiceerde in 1927 'The Bridge of San Luis Rey', waarvoor hij de Pulitzer Prize won en wat in 2004 op meesterlijke wijze is verfilmd door Mary McGuckian. De schrijver Robert Gottlieb vindt, dat Thornton homoseksueel was, maar zich nooit op zijn gemak met seks voelde. De homoseksuele schrijver Samuel Morris Steward schreef, dat hij een seksuele relatie met Thornton had. Samuel ontmoette ook Lord Alfred Douglas, Thomas Mann, André Gide, Julien Green, Paul Cadmus, George Platt Lynes, Glenway Wescott en Fritz Peters.

Lilla Cabot Perry heeft Edwin in 1916 fantastisch geportretteerd. Edwin overleed op 6 april 1935 in het New York Hospital door kanker. Hij werd 65 jaar en hij is in de Oak Grove Cemetery in Gardiner begraven. Jij was bij zijn wake aanwezig en later schilderde jij diverse werken ter nagedachtenis aan hem. Op 29 november 1946 overleed jouw moeder, die 87 jaar werd. Jij was bevriend met de beeldhouwster/schrijfster Nancy Cox-McCormack, met wie jij van 1935 tot 1956 correspondeerde. Nancy en haar tweede man Charles Thomas Cushman woonden op 62 Montague Street in Brooklyn Heights, NYC. Jij was ook bevriend met de homoseksuele schilder/dichter Marsden Hartley en de galeriehouder Hudson Walker. Jij voelde jezelf altijd eenzaam en jij hield van een rustige levensstijl. Jij woonde in en rond Philadelphia, ook in Westtown Township. Jij woonde diverse keren een half jaar in Parijs en van 1955 tot 1965 woonde jij permanent in Parijs.

Jij studeerde aan de Academie de la Grande Chaumiere in Parijs, waar naaktheid geen probleem was, en een zomer aan de Darby School of Painting in Fort Washington, bij Anshutz. Jij woonde drie jaar in de kunstkolonie The Research Studio (nu Maitland Art Center) op 231 West Packwood Avenue in Maitland, Florida, geleid door Mary Louise Curtis, de vrouw van de oprichter Jules Andre Smith. Jij promootte het werk van de autodidactische kunstenaar Horace Pippin, maar niet jouw eigen werk. Mogelijk was jij niet erg bekend en werd jij niet serieus genomen, vanwege jouw periodieke, psychische aandoeningen. Jij woonde en werkte in het Saint Roman Hotel nabij het Louvre en de Jardin des Tuileries. Jij overleed op 26 december 1968 in een ziekenhuis in Connecticut. Jij werd 83 jaar en jij bent in de Immanuel Episcopal Church Cemetery op 1509 Glencoe Road in Sparks begraven, net als jouw ouders en jouw zus Margaret, die op 5 oktober 1981 overleed en 94 werd.

Schrijver: Sir Joanan Rutgers
3 november 2022


Geplaatst in de categorie: idool

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 45



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)