Poolse spleen gekoppeld aan intense weerbaarheid
(voor Zofia Nalkowska (1884 - 1954))
Jij bent geboren op 10 november 1884 in Warschau. Jouw vader was de geograaf/pedagoog/publicist/sociaal activist Waclaw Piotr Nalkowski, geboren op 19 november 1851 in Nowodwór en overleden in 1911. In 1881 trouwde hij met jouw moeder Anna Safránková. Jouw oudere zus Celina overleed op jonge leeftijd en jouw jongere zus was Hanna, geboren op 18 januari 1888 in Warschau. Hanna was een beeldhouwster en de leerlinge van Teodor Skonieczny. In 1913 exposeerde zij voor het eerst in de Zacheta Spring Salon. In 1916 ging zij naar de School voor Schone Kunsten op 37 Wybrzeze Kosciuszkowskie in Warschau, in 1914 gesticht door de filantroop Eugenia Kierbedz en gebouwd door Alfons Emil Gravier. Hanna kreeg schilderles van Edward Trojanowski, Stanislaw Lentz en Karol Tichy. Zij kreeg beeldhouwles van Xawery Dunikowski en Edward Wittig. In 1924 trouwde zij met Maksymilian Bick, een hoge ambtenaar in de tabakshandel, die in 1941 zelfdoding pleegde. In de Tweede Wereldoorlog woonde zij bij jullie moeder en had zij een tabakswinkel. In 1952 hertrouwde zij met Zygmunt Stefanowicz, die in 1955 overleed.
Op jouw 14-de verscheen jouw gedicht 'Remember' in 'Weekly Review', gesticht in 1866 door de hoofdredacteur Adam Wislicki. De redactie zat op 2414/15 Nowolipie Straat in Warschau. Jij publiceerde jouw gedichten in de tijdschriften in Warschau, o.a. in 'Chimera', met de artistiek directeur/redacteur/dichter Zenon Franciszek Przesmycki. In 1904 verscheen het eerste deel 'IJsvelden' van 'Vrouwen' in de Pravda. In 1904 trouwde jij met de schrijver/dichter/pedagoog Leon Pawel Rygier, geboren op 17 november 1875 in Warschau. Zijn ouders waren Ignacy Rygier en Maria Jaworska. Zijn broer was Henry Joseph en zijn neef was de beeldhouwer Teodor Rygier. Hij was bevriend met de Joodse schrijver/arts/pedagoog Henryk Goldszmit, die op 7 augustus 1942 in het vernietigingskamp Treblinka is vermoord. In 1900 verscheen Leon's eerste dichtbundel 'Uit Griekse motieven'. In 1907 werd hij leraar Poolse taal aan de Nikolaj Rej Evangelische Middelbare School in Warschau. Dominee Julian Machlejd was directeur van dit gymnasium. In 1906-1907 woonden jullie in Kielce en beheerde Leon het democratische, progressieve tijdschrift 'Echa Kieleckie', waarin jij diverse romans en vertalingen publiceerde. Jij hebt ook meegeholpen aan de voorbereiding van dit tijdschrift.
In 1906 verscheen jouw debuutroman 'Vrouwen', in 1907 'De Prins', in 1909 'Leeftijdsgenoten', in 1911 'Narcissa' en 'Noc podniebna', in 1914 'Slangen en rozen', in 1920 'Telling Emil', in 1922 'Na porfowiskach', in 1923 'De romantiek van Teresa Hennert', in 1925 de autobiografische roman 'Dom nad lakami', over jouw ouderlijke huis in Wolomin, in 1927 'Choucas', in 1928 'Slechte liefde', in 1935 'De grens', in 1938 'Ongeduldig', in 1948 'Knopen van het Leven' en in 1953 'Mijn vader'. In 1909 strandde jouw huwelijk met Leon en de officiële scheiding was in 1918. Jij woonde ook in Krakau, Grodno en nabij Vilnius. Tussen 1918 en 1926 werkte jij voor de Poolse regering, in het Foreign Propaganda Bureau. In 1922 hertrouwde jij in de Evangelisch Gereformeerde Kerk aan de Solidamosci Avenue in Warschau met Jan Tomasz Jur-Gorzechowski, geboren op 21 december 1874 in Siedlce. Zijn ouders waren Henryk Jur-Gorzechowski en Zofia Tonkel-Slepowron.
Jan Tomasz' broer was luitenant Henryk Witold Gorzechowski, die in mei 1940 in Katyn door NKVD-officieren is vermoord. Hij werd 47 jaar. Zijn vrouw was Julia Prachnicka en hun zoon was Henryk Mikolaj, die ook in het krijgsgevangenenkamp in Kozielsk zat, waar hij op zijn verjaardag op 28 januari 1940 de tekening 'Onze-Lieve-Vrouw van Kozle' van zijn vader kreeg, gesneden in dennenhout. Het hangt nu in de Katynkapel in Warschau. Op 24 april 1906 leidde Jan Tomasz een gevechtseenheid van de Poolse Socialistische Partij, die tien ter dood veroordeelden uit de gevangenis Pawiak op 24/26 Dzielna Straat in Warschau bevrijdde. Jan Tomasz was o.a. hoofd van de veldrijkswacht van de Eerste Brigade van de Poolse Legioenen, lid van het opperhoofdkwartier van de Poolse Militaire Organisatie, commandant van de gemeentelijke militie in Warschau, directeur van de staatspolitie en directeur van de veiligheidsdienst van het ministerie van Binnenlandse Zaken. In 1918 werd hij gendarmerie-kapitein en in 1919 ging hij weer in dienst bij de rijkswacht, o.a. als commandant van de Veldrijkswacht. In zijn eerste huwelijk werd de zoon Stanislaw geboren, die op 25 september 1939 als reserve tweede luitenant werd vermoord. In 1938 werd Jan Tomasz brigadegeneraal en in 1939 ging hij met pensioen. Hij overleed op 21 juni 1948 in Brookwood.
Jan Tomasz kreeg in 1924 een affaire met zijn studente Regina Henryka Helcel. In 1926 runde jij een literaire salon in Warschau en reisde jij door Europa. In 1929 zijn Jan Tomasz en jij gescheiden. Jij woonde in Wolomin. In 1933 werd jij lid van de Przedmiescie Literaire Groep, in 1933 opgericht door de schrijfster Helena Boguszewska en de schrijver Jerzy Kornacki, die later met elkaar trouwden. In 1935 verhuisde jij uit de huurkazerne van Juliusz Ostrowski op 4 Marszalkowska Straat in Warschau en ging jij met jouw moeder op 101 Podchorazych Straat wonen. Tijdens de Duitse bezetting had jij daar samen met Hanna een winkel met snuifproducten/tabak. Jij was jarenlang vice-voorzitster van de Poolse PEN-club, jij was lid van het hoofdbestuur van de Poolse Schrijversbond, op 14 mei 1920 opgericht door de schrijver Stefan Zeromski en gezeteld op 87 Krakowskie Przedmiescie Straat in Warschau. En jij was lid van het lagerhuis van het Poolse parlement (Sejm). Na de oorlog woonde jij met Hanna in een huurkazerne op de huidige A. Mickiewicza Avenue 15 in Lódz.
In 1949 was jij afgevaardigde van de Nationale Raad van Verdedigers van de Vrede. Jij werkte mee met de Internationale Commissie voor het Onderzoek naar nazi-misdaden in Polen en in 1946 verscheen 'Medaillons', met 8 korte verhalen over mensen die de nazi-vervolging overleefden. Jij overleed op 17 december 1954 in de kliniek aan de Emilii Platerstraat in Warschau door een hersenbloeding. Jij werd 70 jaar en jij bent in de Powazki Militaire Begraafplaats op 43/45 Powazkowska Straat in Warschau begraven, in de Avenue of Merit. Daarvoor kon het publiek in de Zuilenzaal van het ministerie van Kunst en Cultuur afscheid van jou nemen. De wacht bij jouw graf werd door schrijvers uitgevoerd; Wladyslaw Broniewski, Maria Szumska, Apolonia Kozniewska, Kazimierz Brandys, Stanislaw Ryszard Dobrowolski, Wojciech Zukrowski, Julian Stryjkowski, Tadeusz Breza, Kazimierz Kozniewski, Kazimierz Korcelli en Jan Parandowski, die van 1918 tot 1924 met de schrijfster Aurelia Wylezynska getrouwd was, die op 3 augustus 1944 tijdens de Opstand van Warschau door haar verwondingen overleed. Zij werd 62 of 63 jaar. Jan en Aurelia woonden op 5 Domsa Straat in Lviv. Jouw moeder overleed in 1956. Hanna overleed op 24 september 1970 in Warschau en zij is bij haar vader in de Powazki Begraafplaats begraven. Op het graf staat Hanna's beeld 'Strijder', een verdrietige ridder.
Het familiehuis op 17, 05-200 Nalkowskiego in Wolomin is op 29 oktober 1992 het Zofia en Waclaw Nalkowski Museum geworden. Hanna had haar beeldhouwatelier daar op zolder. Op 10 november 2019 is er een bronzen monument voor jou onthuld, gemaakt door Wojciech Mendzelewski (1969, Lublin). Het staat op de hoek van de straten Koscielna en Legionów in Wolomin. Jij zit op een stoel met een boek op schoot en een kopje koffie of thee op een terrastafel. Er staan twee lege stoelen bij. Op jouw graf staat een buste van jou, gemaakt door Hanna. Op 10 oktober 2020 werd er aan de Nalkowska-straat 10 in Tychy een muurschildering van jou onthuld, gemaakt door de straatartieste Marta Piróg-Helinska en de karikaturist Marek Grela, het duo Czary-Mury. Op dit kleurrijke, natuurminnende en levenslustige kunstwerk zit jij onder een bloeiende kersenboom.
6 juni 2023
Geplaatst in de categorie: idool