Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Op één lijn met Yeats en Mathers

(voor Florence Farr (1860 - 1917))

Jij bent geboren als Florence Beatrice Farr op 7 juli 1860 in Bickley, Kent. Jouw ouders waren de epidemioloog William Farr en Mary Elizabeth Whittal. Jij was de jongste van 8 kinderen. Jouw ouders trouwden in 1842 en jouw vader begon een medische praktijk in Fitzroy Square, Londen. Jouw vader was in 1833 met een Langford getrouwd, die in 1837 door tuberculose overleed. Jouw zus Henrietta was met de schilder/illustrator Henry Marriott Paget getrouwd. Henry illustreerde enkele boeken van Arthur Conan Doyle en Robert Louis Stevenson. Jullie woonden en werkten in Bedford Park, een kunstenaarskolonie in West-Londen, met o.a. William Butler Yeats, William Terriss, Arthur Wing Pinero, Camille Pissaro, Harold Hume Piffard, Cecil Charles Windsor Aldin en Karl Parsons Bergemann. Jouw vader was als arts/hygiënist bevriend met Florence Nightingale, naar wie hij jou vernoemd heeft. In 1873 ging jij naar het Cheltenham Ladies' College en jij was bevriend met Mary Morris, de dochter van het kunstenaarsmodel Jane Morris en de dichter William Morris.

Op 1 december 1876 overleed jouw moeder in Bickley. Zij werd 58 of 59 jaar en zij is in de Holy Trinity Churchyard in Bromley Common begraven. Op jouw 19-de poseerde jij voor 'The Golden Stairs' van Sir Edward Burne-Jones. Van 1877 tot 1890 ging jij naar het Queen's College op 43-49 Harley Street in Londen. Jij werd lerares en jij richtte je op het theater. Jij speelde in de amateurproducties van de Bedford Park Dramatics Club, net als jouw zus Henrietta en haar Henry. In 1882 liep jij 8 maanden stage bij de acteur/manager John Lawrence Toole in Toole's Theatre aan de William IV Street. Jij gebruikte de artiestennaam Mary Lester. Jij speelde eerst als het schoolmeisje Kate Renshaw in 'Uncle Dick's Darling' uit 1870 van Henry James Byron, een achterneef van Lord Byron. Op 14 april 1883 overleed jouw vader in Maida Vale. Hij werd 75 jaar en hij is bij jouw moeder begraven. In mei 1883 werd jouw artiestennaam weer Florence Farr en speelde jij in het Gaiety Theatre, geleid door John Hollingshead. George Bernard Shaw ontdekte jouw prachtige spreekstem en indrukwekkende verschijning.

In 1884 trouwde jij met de collega-acteur Edward Emery. Het was een vreselijk huwelijk en jij walgde van de beperkingen als Victoriaanse vrouw. In 1888 ging Edward voor een lange tournee naar Amerika. Jij hebt hem nooit teruggezien en in 1895 ben jij officieel gescheiden. Begin 1890 ging jij samen met Henrietta en Henry in de boheemse enclave Bedford Park wonen. Jij was een feministe en bevriend met William Butler Yeats, die ook in Bedford Park woonde en door Henry geportretteerd werd. Jij werkte samen met Yeats. Jij was ook bevriend met Oscar Wilde, Aubrey Beardsley, Ezra Pound, Pamela Colman Smith, Arthur Edward Waite en Annie Elizabeth Fredericka Horniman. In juli 1890 werd jij door Yeats ingewijd in de Isis-Urania Tempel van de Orde van de Gouden Dageraad in Londen. Binnen dat genootschap begon jij in 1896 het geheime genootschap The Sphere Group. Annie Horniman was ook lid van de Isis-Urania Tempel. In 1894 werd jij Praemonstratrix van de Tempel en doceerde jij tarot-waarzeggerij, scrying en Henochiaanse magie. In jouw magie gebruikte jiuj aanroeping en evocatie. In 1897 nam William Wynn Westcot ontslag en verving jij hem als Chief Adept in Anglia. In 1898 speelde de bard/zieneres Aleel in het versdrama 'The Countess Cathleen'. Aleel kan in het geestenrijk kijken. Jij zong alle versregels, terwijl jij op een psalterium speelde. In 1898 maakte Yeats jou tot toneelmanager van zijn Irish Literary Theatre.

Jij werd de leidster van de Engelse loges van de Order of the Golden Dawn en de vertegenwoordigster van Samuel Liddell MacGregor-Mathers, die overigens in april 1900 uit de Orde van de Gouden Dageraad verbannen werd. Mathers heeft jou op 23 maart 1900 vanuit Parijs uit jouw positie als zijn vertegenwoordigster ontslagen en hij beschuldigde Westcot van fraude en vervalsing van fundamentele documenten van de Orde. Yeats, Horniman en jij probeerden de Orde te herstellen, maar dat lukte maar amper. In januari 1902 nam jij ontslag en werd jij lid van de Theosophical Society of Londen. Samen met Olivia Tucker schreef en produceerde jij in 1902 de toneelstukken 'The Shrine of the Golden Hawk' en 'The Beloved of Hathor'. Jij werkte samen met Yeats en zijn Abbey Theatre in Dublin en jij gaf geregeld uitvoeringen van de poëzie van Yeats, die jij op de muziek van jouw psalterium zette. In 1906 en 1907 toerde jij met het Ierse, literaire theater door Europa en Amerika. In Amerika ontmoette jij de tarotkaartkunstenares Pamela Colman Smith, die jouw stage manager was. Jij schreef artikelen over vrouwenrechten, theater en oude, Egyptische religie in het weekblad 'The New Age' en in theosofische tijdschriften.

Jij gaf lezingen aan de Leeds Arts Club, ook samen met Yeats. De aanwezigen waren o.a.: Mary Eleanor Gawthorpe, Ethel Snowden, Isabella Ford, George Holbrook Jackson, Alfred Richard Orage en zijn vrouw Jean Walker. Via de Theosophical Society ontmoette jij Sir Ponnambalam Ramanathan, die op Ceylon het Uduvil Ramanathan Girls College oprichtte. In 1912 verkocht jij al jouw bezittingen en ging jij naar Ceylon. Ramanathan maakte jou tot Lady Principal van het Girls College en het schoolbestuur werd aan jou overgedragen. De school bloeide en jij correspondeerde met Yeats. Jij stuurde hem vertaalde Tamil-poëzie. In 1906 zat er een knobbeltje in jouw linkerborst en had jij kanker. Er volgde een borstamputatie en jij schreef aan Yeats: 'Afgelopen december werd ik een Amazone en mijn linkerborst en borstspier werden verwijderd. Nu is mijn linkerkant een prachtige plaat vlees, versierd met een knap varenpatroon, gemaakt door een snit en 30 steken.'. De kanker was uitgezaaid en jij overleed op 29 april 1917 in een ziekenhuis in Colombo op Ceylon. Jij werd 56 jaar en jouw as is door Ramanathan in de Kalyaani-rivier verstrooid.


'On Florence Emery I call the next,
Who finding the first wrinkles on a face
Admired and beautiful,
And knowing that the future would be vexed
With 'minished beauty, multiplied commonplace,
Preferred to teach a school
Away from neighbour or friend,
Among dark skins, and there
Permit foul years to wear
Hidden from eyesight to the unnoticed end.

Before that end much had she ravelled out
From a discourse in figurative speech
By some learned Indian
On the soul's journey. How it is whirled about,
Wherever the orbit of the moon can reach,
Until it plunge into the sun;
And there, free and yet fast,
Being both Chance and Choise,
Forget its broken toys
And sink into its own delight at last.

And I call up MacGregor from the grave,
For in my first hard springtime we were friends,
Although of late estranged.
I thought him half a lunatic, half knave,
And told him so, but friendship never ends;
And what if mind seem changed,
And it seem changed with the mind,
When thoughts rise up unbid
On generous things that he did
And I grow half contended to be blind!

He had much industry at setting out,
Much boisterous courage, before loneliness
Had driven him crazed;
For meditations upon unknown thought
Make human intercourse grow less and less;
They are neither paid nor praised.
But he'd object to the host,
The glass because my glass;
A ghost-lover he was
And may have grown more arrogant being a ghost.'

Uit het gedicht 'All Soul's Night' van William Butler Yeats, geschreven in Oxford, 1920. Geciteerd uit 'The Collected Poems of W.B. Yeats', MacMillan And Co., Limited, St. Martin's Street, London, 1935. Printed in Great Britain by R. & R. Clark, Limited, Edinburgh.

Schrijver: Sir Joanan Rutgers
9 september 2023


Geplaatst in de categorie: idool

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 52



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)