Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Als een opgejaagd racepaard in de afgrond gesprongen

(voor Andreas Walser (1908 - 1930))

Jij bent geboren op 13 april 1908 in Chur, Zwitserland. Jouw vader was de deken/stadspastor Peter Walser (1871 - 1938) en jouw moeder was Else Gerber (1883 - 1935). Jij had een oudere en een jongere broer. Van 1921 tot 1928 studeerde jij aan het Gymnasium aan de Bündner Kantonschule. Daarna maakte jij een atelier in het ouderlijke huis. In het Bündner Kunstmuseum hangen werken van Giovanni Giocomette en Augusto Giacometti, die jij kopieerde. Jij was bevriend met de architect Bruno Giacometti, de zoon van Giovanni en Annetta Stampa. Bruno's oudere broer was de beroemde beeldhouwer/schilder Alberto Giacometti. Jij was verbonden met de architect Rudolf Olgiati en de folklorist/taalkundige Paul Zinsli. Jij publiceerde artikelen over beeldende kunstenaars in Zwitserse dagbladen en in februari 1927 stuurde jij een artistiek werk naar de expositie 'Swiss Youth and Drawing Art' in de Kunsthalle Bern. Door jouw gymnasium-tekenleraar Hans Jenny werd jij vanwege jouw talent gepromoveerd. Jij maakte ex-libris voor vrienden en kennissen. Jij was bevriend met de schrijver Hermann Hiltbrunner en de sopraan Bärby Hunger, die jouw naaste vertrouwelinge bleef.

In mei 1928 kreeg jij bezoek van Augusto Giacometti en in het najaar van 1928 ging jij naar Parijs, waar jouw toekomstige vrienden Paul Martig en Leonhard Meisser al woonden. Leonhard deelde korte een appartement met Alberto Giacometti, die zijn mentor werd. Leonhard studeerde aan de académie van André Lhote. Jij woonde eerst in het Hôtel Edgar Quinet op 17, boulevard Edgar Quinet en vanaf half oktober 1928 woonde jij in een atelier op 16bis, rue Bardinet. Jij studeerde aan de Académie Colarossi en de Académie de la Grande-Chaumière, waar jij met Emmanuel Boudot-Lamotte bevriend raakte. Op een januari-avond ontmoette jij als openlijke, 20-jarige homoseksueel in Café du Dôme de 47-jarige homoseksuele schrijver/dichter Albert Heinrich Rausch. Er ontstond een intense, heftige liefdesrelatie, die tragisch eindigde. Enkele weken daarna ontmoette jij Pablo Picasso en de drugsverslaafde, homoseksuele Jean Cocteau. Jij ging alcohol, morfine en cocaïne gebruiken. Albert ging nog met jou naar Zwitserland om jou van de drugs af te houden, maar dat lukte hem niet. Jullie gingen uit elkaar en Albert ging terug naar Duitsland. Jij correspondeerde met Augusto Giacometti en Ernst Ludwig Kirchner.

Kerstmis 1928 en Nieuwjaar 1929 vierde jij bij jouw ouders in Chur. In januari 1929 was jij terug in Parijs en zocht jij contact met Jean Cocteau, die in een kliniek in Saint Cloud van de opium afkickte. Na briefcontact heb je Jean vanaf maart dikwijls bezocht. Jij bezocht ook de dichter/schrijver Georges Hugnet, die in contact met de surrealisten stond, Max Jacob was zijn mentor en hij was bevriend met o.a. Joan Miró, Pablo Picasso, Tristan Tzara, Man Ray en Jean Cocteau. Jij schilderde portretten van Picasso, Cocteau, Giorgio de Chirico en Colette. Jij ontmoette Klaus Mann en de schilder Rudolf Zender, een leerling van Roger Bissière, die in 1929 op de Salon d'Automne exposeerde en de schrijver/avonturier Blaise Cenbdrars kende, getrouwd met de Poolse Félicie Poznanska, met wie hij 3 kids kreeg; Odilon, Rémy en Miriam. In 1914 zat hij in het Vreemdelingenlegioen en tijdens een aanval in Champagne verloor hij zijn rechterarm. Hij hertrouwde met de jonge actrice Raymone Duchâteau en hij leidde de Parijse uitegeverij Éditions de La Sirène. Zijn 'Feuilles de route' werd door de Braziliaanse, moderne schilderes en tedere schoonheid Tarsila do Amaral geïllustreerd. Rudolf beschikte in Parijs over een ruim en licht atelier, waar hij zijn zalige naakten schilderde, maar geen verwarming had, waardoor hij een ernstige longziekte kreeg en in Davos belandde, waar hij Kirchner ontmoette, die daar vlakbij woonde.

Jij werd beïnvloed door de schilder Jean Fautrier, die een atelier in Montparnasse had en door Jeanne Castel werd tentoongesteld, d.w.z. zijn werk. Zijn eerste solo-expositie was in de Galerie Bernheim-Jeune. Jij deed ook aan avant-garde fotografie. De surrealistische fotograaf Maurice Tabard leerde jou de fototechniek. De modefotograaf George Hoyningen-Huene, hoofdfotograaf van 'Vogue', had foto's van jou. George had met Man Ray samengewerkt en hij had enkele jaren een liefdesrelatie met de fotograaf Horst Paul Bohrmann, die ook zijn model was. Begin 1929 kreeg jij de eerste, grote successen, ook dankzij de bemiddeling van Picasso. De homoseksuele kunsthandelaar/galerist Wilhelm Uhde en de avant-garde galeriehoudster Marie-Jeanne Bucher exposeerden veel van jouw werk. Bucher's galerie was op 3-5, rue du Cherche-Midi. Uhde was kort getrouwd geweest met de schilderes/ontwerpster Sonia Terk, die met Blaise Cendrars samenwerkte. Uhde's levenspartner was de schilder Helmut Kolle, die 25 jaar jonger was en die op 17 november 1931 door endocarditis overleed. Hij werd 32 jaar. Rond 1930 portretteerde Kolle Uhde, waar 'Zelfportret in witte stropdas' (1931) aardig op aansluit.

Veel van jouw werken zijn onder invloed van drugs gemaakt. De Quatre Chemins Gallery van de schrijver Maurice Sachs exposeerde jouw schilderijen en wilde in de herfst van 1929 een solo-expositie doen. De cirkel rond Cocteau had jou van drugs voorzien en eind april 1929 overleed jij bijna door een overdosis. In de zomer was jij vooral in Graubünden en in Parijs deed jij mee aan de 'Exposition d'art abstrait'. Eind juli bezocht jij Kirchner en ontmoette jij de schilder Fritz Winter, die in 1929 aan de Junge Bauhausmaler meedeed. Eind september woonde jij in een kamer in het Vénétia Hôtel op 159, boulevard du Montparnasse. Jij maakte grotere schilderijen en jij vertaalde de dichter Jean Desbordes en de surrealistische schrijver René Crevel. In oktober bezocht jij Bärdy Hunger en in november schreef jij het prozagedicht 'Le balcon' voor jouw jongere broer Peter. Met Kerstmis en Nieuwjaar was je in Zwitserland en op de terugreis naar Parijs bezocht je René Crevel in Leysin, die aan longtuberculose leed en met Klaus Mann bevriend was. René pleegde op 18 juni 1935 zelfdoding door vergassing. Hij werd 34 jaar. Hij heeft jouw werk nog bij Gertrude Stein aanbevolen.

Half januari 1930 ging jij op 6, rue Armand Moisant wonen, waar je het atelier met jouw geliefde Guy de la Pierre deelde. Eind januari reisde je met Guy en baron H.A. von Maltzahn naar Marseille en Corsica. Daar leek je van op te knappen. Jij stopte het vertalen van Crevel en jij bezocht de Joodse schrijver/kunsthistoricus Carl Einstein, die op 5 juli 1940 nabij Pau zelfdoding pleegde. Hij werd 55 jaar en hij is in Coarraze begraven. Op 19 maart 1930 pleegde jij zelfdoding door een overdosis drugs te nemen. Volgens Klaus Mann zou jij jezelf hebben neergeschoten, maar dat strookt niet met de ervaring van Guy. Jij werd 21 jaar en jij bent in de Cimetière parisien de Thiais begraven. Jouw laatste geliefde Guy was bij jouw sterfbed en hij schreef eerst aan Jean Cocteau over jouw overlijden en niet eerst aan Albert Rausch. Guy schreef aan Jean: 'Hij hield van jou. Nu schrijf ik je dat mijn arme, kleine Andreas niet meer is. Hij schilderde zijn laatste schilderij terwijl ik sliep. Toen draaide hij zich naar me toe en viel bewusteloos op het bed.'.

Schrijver: Joanan Rutgers
25 september 2021


Geplaatst in de categorie: idool

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 38



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)