Een trieste dame, door de drugs gesloopt
(voor Brenda Dean Paul (1907 - 1959))
Jij bent geboren als Brenda Irene Isabelle Frances Theresa Dean Paul op 8 mei 1907 in Kensington, Londen. Jouw vader was Sir Aubrey Edward Henry Dean Paul, 5th Bt, geboren op 19 oktober 1869. Hij was kapitein in de Royal Northumberland Fusiliers. Hij was de vijfde van de Paul Baronets, van Rodborough. Hij was een afstammeling van Sir John Dean, 1st Bt, geboren in december 1775 in Rodborough en daar overleden op 16 januari 1852. John was een grondeigenaar, bankier, schilder en schrijver. De zussen van jouw vader waren de romanschrijfster Mabel Louisa Dean Paul (1872 - 1919), Edith en Gladys Lisa, die in 1902 in Matjiesfontein overleed. Mabel trouwde in 1892 met kapitein Thomas James Atherton, met wie zij twee zonen kreeg, Walter en Aubrey James. Walter overleed in 1898 door een ongeluk met een beer en een op hol geslagen paard voor een brougham-koets. Hij kreeg een schedelbreuk en hij werd 4 jaar. Mabel had een affaire met Hugh Grosvenor, 2th Duke of Westminster, en in 1906 was ze officieel van Thomas gescheiden. Zij had ook affaires met John Yarde-Buller, 3rd Baron Churston, Baron Hermann von Eckardstein en kapitein John Alexander Stirling, Laird of Kippendavie.
Op 26 april 1919 trouwde Mabel met Arthur E.H. Eliot. Op 9 juli 1919 heeft Mabel op 47 Curzon Street in Mayfair zelfdoding gepleegd. Zij heeft zichzelf in de afgesloten slaapkamer met een sportpistool in haar hoofd geschoten. Zij werd 46 of 47 jaar en zij is in de Kensal Green Cemetery begraven. Jouw moeder was de componiste/pianiste Irène Regina Wieniawska, geboren op 16 mei 1879 in Elsene. Haar ouders waren de componist/violist Henryk Wieniawski en Isabelle Bessie Hampton, de nicht van de componist/pianist George Alexander Osborne. De coloratuursopraan Nellie Belba heeft jouw ouders aan elkaar voorgesteld. Jouw moeder was vanaf haar 8-ste jaar bevriend met Nellie en jouw moeder was een buurmeisje van Octave Maus. Jouw broers waren Aubrey Donald Fitzwarren Severin (1902 - 1904) en Sir Brian Kenneth, 6th Bt Paul of Rodborough (1904 - 1972), net als jou lid van de 'Bright Young Things'. Brian was een opiumgebruiker en hij werd in 1954 door zijn vriend Lucian Michael Freud geportretteerd. Brian was ook bevriend met Dylan Thomas en de dichteres Edith Alice Mary Harper. Hij was een travestiet en een homoseksueel. In 1937 trouwde hij met de pianiste Muriel Lillie, de ex-vrouw van de egyptoloog/schrijver Arthur Weigall. Samen met Brian bezocht jij de Gargoyle Club op 69 Dean Street in Soho van jouw minnaar David Pax Tennant.
Het pseudoniem van jouw moeder was Poldowski. Zij zette o.a. 22 gedichten van Paul Verlaine op muziek en dichtwerk van William Blake, W.B. Yeats, Lord Alfred Tennyson, Marie Closset en Albert Victor Samain. Jouw ouders gaven een aantal concerten, waarbij jouw vader als bariton het pseudoniem Edward Ramsay gebruikte. Jouw vader werd in 1914 rooms-katholiek en jouw moeder, broer en jij in 1916. Jij ging naar kloosterscholen. Op 29 maart 1920 was de première van jouw moeder's opera 'Silence' in het Duke of York's Theatre in Londen. Zij was o.a. bevriend met de componist/pianist Lazare Lévy, de dirigent Henry Joseph Wood en de mezzosopraan Jeanne-Marie Berthier, die in 1898 in het Théâtre de la Bodinière op 18, rue Saint-Lazare debuteerde in een concert ter ere van de overleden Paul Verlaine. In 1921 zijn jouw ouders gescheiden. In 1922 ging jouw moeder naar Londen terug. Jij ook. In 1923 hield zij middagrecitals in het Hyde Park Hotel. In haar haute coutureboetiek maakte zij creaties voor de koninklijke familie. Haar rechterlong werd verwijderd en zij overleed op 28 januari 1932 in Londen door een hartaanval. Zij werd 52 jaar. Jouw vader overleed op 16 januari 1961.
Jij speelde kleine rollen in rondreizende theatergezelschappen en jij ging naar Berlijn om daar een filmcarrière op te bouwen. Jij verdween al snel in het woelige nachtleven en in 1927 zakte jij voor jouw screentest. Terug in Londen was jij een actief lid van de 'Bright Young Things' en deed jij mee met de verkleedfeesten, samen met o.a. Evelyn Waugh, Cecil Beaton, John Betjeman, Sheila Chisholm, Daphne Fielding, Teresa en Zita Jungman, Diana en Nancy Freeman-Mitford, Elizabeth en Loelia Ponsonby, Bridget Parsons, Olivia Wyndham, Barbara Ker-Seymer en Elvira Enid Mullens. Na een miskraam en een medische behandeling in Parijs kwam jij in aanraking met morfine, heroïne en cocaïne. Mogelijk bij Jean Cocteau. Jij werd een morfine-verslaafde en een levenslange drugsverslaafde. In het begin van de jaren 1930 woonde jij met jouw geliefde Anthea Rosemary Gamble Carew (Belgravia, 1906 - 1960, Yorkshire) in Chelsea. Anthea gebruikte ook morfine. Zij was in 1928 enkele maanden de vrouw van de schrijver/dichter/sportjournalist Dudley Charles Carew, een vriend van Evelyn Waugh. Zij zijn in 1933 officieel gescheiden. Anthea en jij lagen een keer naakt en dronken op een bed in het Park Lane Hotel. Jullie zijn er toen door de manager uitgezet. Jij kreeg morfine van diverse artsen. Anthea's ouders waren de Anglicaanse priester/schrijver/deken van Exeter Henry Reginald Gamble en Helen Maud Isherwood. Haar broer was Patrick Henry Noel (1905 - 1956). Anthea en Patrick waren ook 'Bright Young Things'. Patrick was bevriend met Matthew Ponsonby, de bron van de dronken autorit in 'Brideshead Revisited'.
In februari 1931 moest jij voor het eerst naar de rechtbank en daarna nog vele keren. Zo kreeg jij straffen tot wel zes maanden gevangenisstraf voor het bezit van harddrugs, het verkrijgen van goederen onder valse voorwendselen en diefstal van diensten, zoals het weigeren om taxichauffeurs te betalen. In 1932 zat jij in de Holloway-gevangenis, waar jij boulimia nervosa kreeg en tot 32 kilo daalde. Jij ging de volgende jaren in en uit verpleeg- en verzorgingshuizen. Anthea zat ook in de Holloway-gevangenis. In 1935 stopte jij met de drugs en verscheen jouw boek 'My First Life'. Jouw acteerambities mislukten en jij ging weer aan de drugs. In 1939 werd jij uit jouw flat gezet, omdat jij naakt rondliep en naakt de deur opende. In 1940 kocht jij goederen op de rekeningen van anderen en werd jij opnieuw berecht. In 1955 zag de kunstenaar Michael Wishart jou in een restaurant. Jij haalde een heroïnespuit uit jouw handtas, die jij vulde uit een bloemenvaas op tafel. In 1951 zei jij genezen te zijn en dat jij een eigen verslavingskliniek ging openen, wat jij verzon. In 1952 tipte een voormalig huisgenoot van jou de politie, omdat jij jezelf door sadisten liet slaan. Jij was uitgeput door de drugs, maar nog steeds uitzonderlijk knap.
Jij kreeg de hoofdrol in het komische toneelstuk 'The Princess Zoubaroff' uit 1920 van de homoseksuele Arthur Annesley Ronald Firbank in de Irving Theatre Club (Irving Strip Club) van de Bengaalse advocaat Dhurjati Chaudhury aan de Irving Street in Londen. De acteur/schrijver Neville Phillips schreef: 'De rol van de prinses werd gespeeld door de altijd nieuwswaardige, ooit verrukkelijke, nu verwoeste, vaak gearresteerde, blonde, lesbische drugsverslaafde Brenda Dean Paul, die vanwege haar verslaving niet in staat was om alle uitvoeringen te doen.'. In 1957 ben jij in een psychiatrisch ziekenhuis in Rome opgenomen met een pakje cocaïne in jouw bezit. Jij overleed op 26 juli 1959 in Londen door een overdosis. Jij werd 52 jaar.
4 januari 2025
Geplaatst in de categorie: idool