Een veelbewogen geliefde van drugs
(voor Betty May (1894 - 1980))
Jij bent geboren op 25 augustus 1894 in Tidal Basin, Canning Town, Londen. Jouw ouders waren George Golding (1871 - 1915) en Ellen Theresa James. Jouw vader verliet het gezin, toen jij heel jong was. Jouw moeder moest 4 kinderen verzorgen voor 10 shilling per week. Zij werkte 12 uur per dag in een chocoladefabriek. Jullie sliepen op stapels vodden. Jouw geweldige oma woonde in de buurt en zij beïnvloedde jou. Jouw moeder stuurde jouw broer George en jou naar jullie vader, een ingenieur, die in het bordeel van zijn vriendin in Limehouse woonde. Hij deed niets, hij dronk en hij was gewelddadig. Zijn vader, een politie-inspecteur, arresteerde hem en zette hem gevangen. Via jouw oma van vaderskant kwam jij bij een oom en tante op een boot terecht. Jij werd door hen genegeerd en jij zong en danste voor de zeelieden. Vervolgens ging jij naar een tante op een boerderij in Somerset en ging jij naar een dorpsschool. Door een relatie met een schoolmeester stuurde jouw tante jou weg.
Jij was klein, jij had groene ogen en jij was gekleed als een zigeunerin. Jij hield van kleurrijke kledij en het straatleven. Jij zong o.a. 'Sigh No More Ladies', 'Tne Bonnie Earl o'Moray', 'There Lived a Girl in Amsterdam' en 'The Raggle-Taggle Gypsies', jouw lievelingslied, wat mogelijk over Margaret Kennedy en/of Jean Hamilton, gravinnen van Cassilis, gaat. Jij zong in de ondergrondse club Wally's in Fitzroy Street, terwijl jij jouw uitgetrokken rok ronddraaide. Circa 1910 ging jij naar Londen en jij kende Augustus Edwin John. Jij was een vaste klant in de Endell Street Club en het Café Royal op 68 Regent Street, waar jij absint dronk. Jij ontmoette Jacob Epstein, Nina Hamnett, Horace de Vere Cole, Nancy Clara Cunard, William Orpen, Edith Alice Mary Harper, Iris Tree en Ezra Pound. Jij kende diverse modellen, zoals Norine Schofield, Lilian Milsom en Annie Euphemia Forrest, getrouwd met de schilder Henry Taylor Lamb, al was de relatie nogal kort. Euphemia was o.a. een minnares van Aleister Crowley.
Jij zong ook in de 'Cabaret Theatre Club', wat in 1912 'The Cave of the Golden Calf' werd, gemaakt door de schrijfster Frida Strindberg, geopend op 26 juni 1912, gelegen in de lakenkelders op Heddon Street 3-9. De muurschilderingen waren van Jacob Epstein en Wyndham Lewis. Eric Gill maakte een fallisch gouden kalf. Het werd ook bezocht door Ezra Pound, Katherine Mansfield, Ford Madox Ford en Augustus John. Het ging al in 1914 failliet en er zit nu de Heddon Street Kitchen van Gordon Ramsey. Jij had de bijnaam 'Tiger Woman'. In april 1914 begon Augustus John de nachtclub 'The Crab Tree Club' op 17 Greek Street. Lilian Shelley en jij waren daar de belangrijkste artiesten. Jij schreef, dat jij met de advocaat Dick verloofd was en dat jij met een jonge boer wandelde, die zei, dat hij van jou hield, vervolgens struikelde en zichzelf per ongeluk dodelijk door zijn hoofd schoot. Jij ging direct terug naar Londen om de verloving met Dick te verbreken, waarna jij snel met jouw voormalige vrijer Miles Linzee Atkinson (1888 - 1917) verloofde. In de zomer van 1914 ben jij met Miles getrouwd. Hij was een arts in opleiding in een Londens ziekenhuis. Hij was een cocaïnegebruiker en hij had toegang tot zoveel cocaïne als hij maar wilde. Jij begon al snel ook cocaïne te gebruiken.
Miles en jij bezochten de kunstenaar Stewart Gray op 8 Ormonde Terrace, een soort kunstenaarskolonie. Jullie woonden daar 6 maanden in primitieve omstandigheden. Jullie gingen naar de dopefeesten en jullie behoorden tot de kring van Billie Carleton en Ada Ping You. Miles ging bij het leger en jullie woonden in Bisley. Later woonde jij in een flat in Richmond en daarna weer in Londen. Eind 1916 was jij met de legermajoor George Dibbs King Waldron (1886 - 1943) getrouwd. George sloeg jou met zijn Sam Browne-riem tegen jouw verslaving. Jij slikte inmiddels 100 korrels cocaïne per dag en jij nam morfine. Jij ging 150 korrels per dag slikken, waardoor jij paranoïde werd. Jij was ook bevriend met Roger Fry, Jacob Epstein, Augustus John en David Blomberg. Jij ontdekte dat George ook een andere vrouw had en jij scheidde van hem. Epstein maakte het beroemde beeld 'The Savage' van jou en jij trouwde in Oxford met de egyptoloog Frederick Charles (Raoul) Loveday, met wie jij lid werd van de Thelema-sekte van Aleister Crowley. Jullie waren vanaf de herfst van 1922 bij Crowley in de Abbey of Thelema in Cefalù. Crowley vond het maar niks dat Raoul met jou getrouwd was. Crowley bewonderde jou, omdat jij van de cocaïne was afgekickt door op morfine en later op alcohol over te gaan. Jij deed met tegenzin mee met de magische rituelen en studies van Crowley. Jij beklom de rotsen met Crowley. Jij zag hoe er een kat werd gedood en jij vond een koffer met stropdassen met opgedroogd bloed. Aleister zei, dat hij ze van Jack the Ripper had gekregen. Raoul overleed 16 februari 1923 door vervuild beekwater te drinken. In 1917 werd Miles in Frankrijk vermoord.
In 1919 verscheen 'Dope Darling: A Story of Cocaïne' van David Garnett. De hoofdpersoon, Claire Plowman, is gebaseerd op jou en deels op de drugsverslaafde nachtclubzangeres Lilian Milsom. In 1919 stond jij model voor 'De Sfinx' van de Joodse schilder Jacob Kramer. Jij verloofde met Jacob, maar zijn moeder verhinderde een huwelijk, omdat jij niet Joods was, maar ik denk vanwege jouw drugsgebruik en leefstijl. Zijn zus Sarah trouwde met de niet-Joodse schilder William Patrick Roberts, die in 1922 ook bij Stewart Gray woonde. Hun zoon John David werd in 1919 geboren. Die werd dichter/gitaargeleerde. De moeder van Jacob was de zangeres Cecilia. Jij was een vaste klant van de 'Harlequin Club' op 55 Beak Street, in het huis van Yanni Papini, ober in het Café Royal. Raoul en jij woonden in 1922 een tijd in Beak Street. Na het overlijden van Raoul ben jij terug in Engeland met de journalist Noel Mostyn Sedgwick (1902 - 1970) getrouwd. Hij was redacteur van de 'Shooting Times & Country Magazine' en jullie woonden bij Noel's moeder op het platteland. In 1928 had jij een korte affaire met de schrijver John Lindsay, die jij op een avond in de 'Fitzroy Tavern' inruilde voor de dichter Edgell Rickword, die in 1924 'Rimbaud, the Boy and the Poet' publiceerde.
In 1933 woonde jij bij de schrijver Hugh Sykes Davies in South Hill Park Gardens, Hampstead. Hugh was o.a. bevriend met Clarence Malcolm Lowry en zijn vrouw Jan Gabrial, T.S. Eliot en Ludwig Wittgenstein. Dylan Thomas was van plan om in jouw naam een artikel te schrijven en te verkopen aan 'News of the World'. Daarna wilde hij aan jou vragen om hem met jouw lichaam te betalen. In 1936 werd de schrijver/zwarte magiër Douglas Bose met een hamer vermoord door de boeken
recensent Douglas Burton. Burton dacht, dat hij met jou ging trouwen en hij was erg boos op jou, omdat jij je niet aan die vermeende afspraak hield. Hij werd krankzinnig verklaard en in de gevangenis gezet. Jij woonde aan Luton Road in Chatham en mogelijk trouwde jij nog met ene Bailey. Later woonde jij in Strood. Jij overleed op 5 mei 1980 in het Medway Maritime Hospital aan Windmill Road in Gillingham. Jij werd 85 jaar.
24 februari 2025
Geplaatst in de categorie: idool