Inloggen
voeg je beschouwing toe

Beschouwingen

Tegelwippen

Ik woon, gechargeerd, in een kachelpijp met aan het uiteinde door een mica-ruitje zicht op het koudvuur van een woonerf, terwijl aan de achterkant de zon uitbundig schijnt. Een beetje anders dan anders zijn deze huizen wel ontworpen. De vorige bewoners die me destijds voor bezichtiging ontvingen, gaven te kennen dat ze ook verhuisden om weer eens mensen te kunnen zien.
Ik heb daar toen geen acht op geslagen, maar kan die opmerking nu wel plaatsen. Het huis is nogal in zichzelf gekeerd aan de voorzijde met een relatief klein keukenraam en een smal ruitje in de voordeur. Af en toe pruttelt er over het woonerf een verdwaalde Hells Angel richting Wijk bij Duurstede. Licht en prikkels ontvang ik vooral aan de achterkant. Ik leef met mijn achtertuin en wat daar aan komt waaien.

Toen ik hier kwam wonen was het woord tuin niet op zijn plaats, want had het meer weg van een schuttersputje; waarschijnlijk bedoeld om de vorige bewoner, een militair, zich thuis te laten voelen. Hij en zijn gezin leken weinig op te hebben gehad met bloemen en planten. Motief voor aanplant leek productiviteit te zijn geweest nu een druivenstruik het enige groen was. Die schenkt overigens nog steeds liefdevol haar vruchten; het ene jaar royaal zodat er veel jam van bereid kan worden, het andere jaar is alles beschimmeld en verschrompeld, afhankelijk van het weer. Maar al met al geen reden tot klagen.
Eerlijkheidshalve moet gezegd dat in de voortuin wél bloeiende planten floreerden: een roos, tulpen, blauwe druifjes. Aan de voorkant draaide het om esthetiek, aan de achterkant om productie. Zoiets. Ik plantte er zelf boshyacinten, forsythia en later een hazelaar bij. 

Ik dank God op mijn blote knieën dat ik nadat het huis zelf een beetje op orde was ben begonnen met het lichten van een deel van de tegels in de achtertuin om een paar borders te creëren. Daar staat nu óveral campanula tot en met de op de in een hoek opgestapelde tegels aan toe. Verder vrouwenmantel, een klimhortensia, een blauwpaarse hortensia, sedum. De klimop is in mijn aanzien gestegen sinds ik weet dat die in het najaar als een van de weinig bloeiende planten een toevluchtsoord is voor allerhande insecten. Een flinke den, die ooit als van de kerst overgebleven boompje van 40 cm geplant is, geeft de horizon nog wat hoogte nu de achterbuurman een aaneengesloten rij coniferen heeft omgezaagd. Het is een ieder zijn goed recht een boom van zijn erf weg te halen, maar het was evengoed wel een knusse mussenflat waar je de kopjes huiselijk uit kon zien piepen waarop `Het dorp' van Wim Sonneveld zich opdrong: `hoe of het bankstel staat bij Mien en het dressoir met plastic rozen'.
Nu staat er de zoveelste saaie schutting met erboven uittorenend een onduidelijk schuin houten afdakje dat lijkt om - prozaïsch - eronder een telescoop op de nachthemel te richten of - meer alledaags - een duivenmelker droog te laten staan. 
In dit hoekje is er relatief veel tuingroen en dat weten de vogels te waarderen. Vergelijk het met over industrieel Nederland trekken om vervolgens op de weidsheid van het wad te stuiten met alle mogelijkheden van dien.

In het schuurtje in mijn achtertuin is er een wespennest in de maak. Begonnen als een fragiele lampion waar het leven doorheen schemerde, maar met de tijd een steviger bouwsel geworden, is de opening geen fluwelen entree meer, maar een weerbarstige poort. Ze zitten een eind bij een ieder vandaan en zoeken hun heil vooral elders dus zolang het nest niet te groot wordt, is er geen aanleiding ze lastig te vallen. Doe je ze geen kwaad dan heb je niets te vrezen. Ik kan er gefascineerd naar kijken en luisteren naar het knarsende geluid van, zoals ik het ervaar, wegschrapen en fijnkauwen van houtvezels. Ik besta niet voor hen, zij wel voor mij en ik voel me een beetje als in `The bee meeting' van Sylvia Plath.

Af en toe bezoekt een hoornaar mijn tuin: met zijn rode borststuk zoemt de formidabele wesp rond in het jampotje dat is gevuld met verlokkend fruitafval met daarop in de keuken verzamelde naar buiten verbannen fruitvliegjes en hun larven die gaan voor een tweede leven. Alhoewel? Vindt de hoornaar de penetrante stank van gisting en de sappen lekker of doet hij zich tegoed aan de dierlijke inhoud?

Zomers zijn de gierzwaluwen nadrukkelijk aanwezig. Misschien komen ze wel uit Marrakech waar het er destijds rond de stadsmuren van wemelde. Voor mij horen ze tot de mooiste vliegers van het dierenrijk. Anders dan bij het visdiefje, dat het toppunt van elegantie is, schuilt hun schoonheid in de ongelooflijke snelheid die uit die onvermoeibaar fladderende vleugels voortkomt en de manier waarop ze met elkaar in de lucht boodschappen uitwisselen. Speeddaten ten top. Het 's morgens laag overscherend in toerbeurt op de buitenmuur van een tegenover liggend huis steeds hetzelfde stukje muur aanraken alsof het het spelletje 'bordje tik' betreft dat ik vroeger speelde is een raadselachtig ritueel. In de loop van de dag trekken ze naar hoger sferen.

Als stoere bouwvakkers scharrelen vinkjes over tafel met een air van `valt hier nog wat te schaften'?
Onder de vorsende blik van een sperwer wordt het angstwekkend stil en houden mussen en mezen zich schuil in de klimop of de den.
Een keer heb ik er een zien kluiven op een mus. Sneu voor die mus, maar ik kon de sperwer daardoor wel mooi bekijken.

Zou je het in kaart brengen dan zou bij de meeste vogelsoorten als teken van aanwezigheid een stijging in de grafiek te zien zijn, maar de mus trekt zich daar niets van aan, want is bij je geboorte en je dood en tussendoor zonder pieken, zonder dalen consequent aanwezig. Ik heb een tuintafelblad omgekeerd op de grond gelegd en met water gevuld dient dat als drinkbak en bad. `Hamus' noem ik het als variatie op `hamam' hoewel er ook andere vogels baden.
Daarnaar kijken maakt altijd vrolijk.
Hoe luidruchtiger de twist om vogelpindakaas of om een partner, hoe leuker het is. Ze schaden elkaar niet, want daarvoor hebben ze elkaar te hard nodig. Een mussenpopulatie staat of valt bij een behoorlijk aantal. Ze zijn honkvast, leven hun leven op een paar honderd vierkante meter dus zie ik min of meer steeds hetzelfde clubje, waarbij die ene met zijn manke poot dapper mee draait.
En wie wil beweren dat een vogel geen smaak heeft, moet eens kijken hoe goed mussen koekkruimels van broodkruimels weten te onderscheiden.

Als uitsmijter is daar de heggenmus, door mij standaard `Harry Heggenmus' genoemd. Met zijn spitse snaveltje en grijsbruine kleur en meer solitaire aard is het een heel ander type dan de huismus. De mannetjes zijn de Casanova's onder de tuinvogels. Ze schieten onophoudelijk door de spleten van de schutting in hun jacht op de dames. Heel fanatiek en naar menselijke maatstaven goed voor een gevalletje 'MeToo'.
Ze zijn polygaam en jaloers van aard: is er een voorgedrongen dan pikt heggenmusman nr. 2 het zaad van heggenmusman nr. 1 uit de cloaca van het geïnsemineerde vrouwtje.

Ziet u ons dat al doen in de vroege bus of trein op weg naar het werk?


Zie ook: http://www.apartefact.nl

Schrijver: Albert Goudberg
Inzender: Albert Goudbergn, 19 juli 2025


Geplaatst in de categorie: natuur

3.7 met 3 stemmen aantal keer bekeken 227

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)