Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Waarom Willem-Alexander op everzwijnen schiet

De historische wortels van het monarchale vertoon

Een buitenaards wezen dat op de derde dinsdag van september Den Haag bezoekt, weet niet wat hij ziet. Komend uit een cultuur van doelmatigheid wordt hij verbijsterd door de rituelen van Prinsjesdag. Hij begrijpt dat het staatshoofd zich van paleis Noordeinde naar de Ridderzaal moet verplaatsen. Volgens zijn elektronische reisplanner is dit een afstand van 1400 meter, via Heulstraat en Hofweg een wandeling van een kwartier, op de fiets een kwestie van vijf minuten. Maar de monarch maakt een onlogische omweg en gebruikt als vervoermiddel een vergulde karos. Het kost ons rationele marsmannetje moeite zijn lachen te bedwingen als een eskadron dragonders voorbijkomt. De wapens die zij dragen hebben twee eeuwen geleden voor het laatste een vijand schrik aangejaagd.
Als de koningin met vele strijkages in de Ridderzaal is ontvangen, schrijdt zij over een rode loper en neemt op een ongemakkelijke verhoogde zetel plaats. Ook haar hoofddeksel lijkt vooral bedoeld voor ongemak te zorgen. Als onze alien een andere toeschouwer om opheldering voor al dit omslachtig gedoe vraagt, mompelt die iets van de ‘franje van Oranje’. In feite nemen de bezoekers van Prinsjesdag een historische maskerade van de monarchie waar. Vertoon hoort van oudsher bij het koningschap. Al in de eerste Soemerische staten die omstreeks 3000 in Mesopotamië ontstonden, werden de vorsten voorgesteld als meer dan menselijk. De bekende lof voor de leden van ons koningshuis dat zij zo ‘heerlijk gewoon doen’ bevestigt alleen maar dat vorsten niet gewoon horen te doen. Laten we proberen aan het buitenaardse wezen uit te leggen dat de koning per definitie bovenaards is.

Bij de gratie Gods
Het begint al bij de afstamming. Door hun talrijke namen en titels bewijzen vorsten gezalfd te zijn door de geschiedenis. Ook in dit opzicht had Soemerië de primeur. Er werden koningslijsten opgesteld die aantoonden dat de huidige vorst van uiterst respectabele afstamming was met voorvaderen die onwaarschijnlijk lang regeringsperioden hadden. Het koningschap zelf daalde in het begin “uit de hemel neer”. In het West-Europa van de middeleeuwen koppelden koningen en graven hun familie graag aan de eerste Romeinse keizer, Augustus (27v.Chr.- 14 n.Chr.). Deze pretendeerde via Julius Caesar af te stammen van Iulus, de zoon van Aeneas. Aeneas was aan de ondergang van Troje ontsnapt en naar Italië gevaren. Zo werd hij de stamvader van de Romeinen, zoals Vergilius in zijn epos de Aeneis verkondigde. Aeneas was de zoon van Anchises en de godin Venus. Goddelijke afstamming konden de christelijke heersers van de middeleeuwen natuurlijk niet voor zich opeisen, maar de eerste christelijke heerser Constantijn de Grote (keizer van 306 tot 337) had de toon gezet: hij pretendeerde de bijzondere genade van God te genieten, zodat verzet tegen hem gelijk stond aan ongehoorzaamheid jegens de Allerhoogste. Daarom beginnen onze Koninklijke Besluiten nog altijd met “Wij Beatrix, bij de gratie Gods, koningin der Nederlanden.” Sacraliteit behoort tot het wezen van het koningschap.

Majesteit
De aanhef van een KB bevat ook de merkwaardige meervoudsvorm, die wij kennen als de pluralis maiestatis. Dit majesteitsmeervoud berust op een misverstand. De juristen die in de 15e en 16e eeuw hun vorsten terzijde stonden, waren geschoold in het Romeinse recht. Graag ontleenden zij aan de Romeinse rechtsteksten argumenten ter versterking van de positie van hun meesters. Nu beginnen veel keizerlijke edicten met ‘wij’. De simpele verklaring is dat in het laat-Romeinse rijk het keizerschap vaak gedeeld werd. De twee heersers hielden echter vast aan de idee dat zij tezamen het keizerschap belichaamden. Ze waren zoiets als één keizer in twee personen. Eendrachtig vaardigden zij edicten uit die zij beiden van hun naam voorzagen. Zo werd het bekende edict van Milaan, waarin het christendom tot toegelaten godsdienst (religio licita) werd verklaard, uitgevaardigd door het keizerskoppel Constantijn en Licinius, die in de wijvorm spreken. De rechtsgeleerden van de late middeleeuwen die het Romeinse recht gebruikten om positie van de vorsten in wier dienst zij stonden te versterken, hebben deze wijze van uitdrukken verkeerd begrepen. Zij meende dat een keizer van ‘wij’ sprak om zich zo te ‘vermeerderen’.
De laat-Romeinse keizers hadden er een handje van zich in hun titulatuur bovenaards te maken. Een gangbare praktijk was het abstraheren en indirect maken. De keizer kon men niet eenvoudig aanpreken als mijnheer de keizer. Hij was Zijne Verhevenheid, Zijne Majesteit of Zijne Hoogheid. Zo iemand adresseerde de onderdanen met Uwe Hoogheid, enzovoort. Deze abstracte aansprekingen kent het Nederland van 2001 nog steeds.
Een moeilijk moment voor de monarchie is de dood van de vorst. Nadat hij tijdens zijn regering is voorgesteld als meer dan een gewone sterveling, gaat hij opeens heel ordinair dood. Na een grootse collectieve rouw wordt zo gauw mogelijk de nieuwe vorst met waardigheid bekleed: de koning is dood, leve de koning! Om de nieuwe heerser op te laden met majesteit wordt hij of zij met uitgebreide ceremonies geïnaugureerd.

Tronen, stoeten en balkonscènes
De vorst is van bovenmenselijk formaat, ook in concrete zin. De kunst beeldt hem als groter dan gewone mensen af, maar niet zo groot als de goden. Alleen in Egypte, waar de farao op voet van gelijkheid met zijn collega-goden omgaat, heeft hij dezelfde grootte. Maar gewoonlijk staat de koning tussen de aardse en de hemelse wereld in. De monarch moet boven zijn onderdanen uitsteken. Daarom plaatst hij zich in de moderne tijd nog steeds op een troon, die op een podium is geplaatst.
Als de koning zich verplaatst, kan het volk zich vergapen aan de koetsen en het uitgebreide gevolg dat hem begeleidt. De koninklijke aspiraties van de Oranjes tijdens de Republiek werden onderstreept door een stelsel van paleizen en buitenhuizen in en om Den Haag, zoals Paleis Noordeinde, Huis ten Bosch en Honselersdijk, waardoor pronkvolle verhuizingen ‘onvermijdelijk’ waren.
Een stadspaleis hoort een balkon te hebben om de verschijning des konings mogelijk te maken. Nadat de menigte uren gespannen heeft staan wachten, gaan de deuren eindelijk open. Daar is de koninklijke familie, die de menigte zegent, in de gemoderniseerde vorm van het wuiven. Het gerucht gaat dat koningskinderen geoefend worden in de techniek van efficiënt wuiven, namelijk niet vanuit de elleboog, maar vanuit de pols. Zo wordt de koninklijke beroepsziekte van de ‘wuifarm’ voorkomen.
Natuurlijk interpreteert de moderne tijd de balkonscène als een vorm van vorstelijke vriendelijkheid. Maar in wezen gaat het om de verschijning, de epifanie van een halfgod. De Egyptische kunst laat de koning in een venster verschijnen van waaruit hij gouden kransen over het volk uitstrooit. Het paleiscomplex dat Diocletianus, keizer van 284 tot 305, te Split (in Kroatië) liet bouwen, kreeg een speciale galerij voor de keizerlijke verschijningen. De balkons aan koninklijke paleizen gaan terug op een lange traditie.

De prinsjes
Het is geen moderne sensatiezucht die de koningskinderen in het middelpunt van de aandacht plaatst. De tijdschriften die bij de gratie van de publieke belangstelling van prinsen en prinsessen bestaan, vervullen een traditionele taak. Het koningskind is wezenlijk onderdeel van de monarchie. Deze laat zich immers voorstaan op continuïteit. Hoe geruststellend is het niet te weten dat een volgende generatie klaar staat de skepter in de dynastieke estafette over te nemen. Daarom hebben vorsten vanouds hun telgen onder de aandacht van het publiek gebracht. We danken er prachtige Romeinse kinderportretten aan, die werden gemaakt lang voordat West-Europa in staat was het kinderlichaam en –hoofd in de juiste proporties en welvingen weer te geven.

De koning blijft krijger
De vorst heeft zijn positie doorgaans te danken aan de militaire prestaties van een voorvader, zoals Gilgamesj van Oer (omstreeks 2600 v.Chr.), Cyrus van Perzië (559-529 v.Chr.), Augustus, die in 31 v.Chr. afrekende met zijn rivaal Marcus Antonius en Karel de Grote (768-814). De aanspraken van de Oranjes op een speciale positie zijn gebaseerd op de krijgsdaden van Willem van Oranje. Zelfs al is de regerend vorst helemaal niet zo’n martiaal figuur, toch moet hij zich presenteren als de opperkrijger. Natuurlijk blijft hij als verstandig veldheer veilig achter de linies, maar volgens de beeldbronnen leidt hij in hoogsteigen persoon zijn soldaten ter overwinning. Hoogst persoonlijk vermorzelt hij de vijanden onder zijn voeten. Hij slaat hun de schedel in met de strijdknots, die in de skepter voortleeft. Zijn helm is natuurlijk ook niet van het gewone soort, maar hij is onherkenbaar uitgebot tot een kroon. In Nederland wordt de monarch niet gekroond, maar ingehuldigd, waarbij de kroon ergens is uitgestald. Wellicht zijn de exotische hoofddeksels die de vorstin pleegt te dragen een substituut voor een echte kroon.
Ook in ons land bestaat er een speciale band tussen monarch en militair. Mannelijk vorsten en hun zoons trekken graag parade-uniformen aan. De kroonprins wordt ingelijfd in de diverse krijgsmachtsonderdelen en dost zich bij Sail Amsterdam uit als admiraal. Het optreden van soldaten in historische uniformen bij de publieke rituelen verwijst naar de primaire functie van de staat onder bescherming van de koning-krijger. Op de keper beschouwd is het een uiterst onheuse manier van doen om buitenlandse staatshoofden op het vliegveld te verwelkomen met een militaire erewacht. Het is alsof ik een bezoeker aan mijn voordeur meteen een keukenmes toon. Er zijn veel schattiger manieren van zelfpresentatie van een land denkbaar. Hoe zou het zijn als op vliegveld Valkenburg het bezoekende staatshoofd door een haag van kaasmeisjes schrijdt?

Jacht als koninklijke sport
Kaasmeisjes als eregarde is een fantasiebeeld, even ondenkbaar als het afzweren van de jacht door de koninklijken. De lust in het weidmansbedrijf is namelijk niet een hobby die koningshuizen alle toevallig delen. Door het afschieten van everzwijnen op de Veluwe plaatst onze kroonprins zich op één lijn met de heroïsche stichters van de koninklijke dynastieën. De Soemerische held Gilgamesj en zijn Atheense collega Theseus maakten zich verdienstelijk voor de mensheid door monsters onschadelijk te maken. Gilgamesj liquideert volgens het epos onder andere de reus Choembaba. Theseus bevrijdt de Grieken onder meer van plagen als het everzwijn van Krommyon en van de Minotauros. Door draken en leeuwen onschadelijk te maken vernietigt de held de machten van de chaos en vestigt de koninklijke orde. De jacht houdt de herinnering aan de heroïsche voorvaderen levendig. Daarom hadden de Assyrische koningen hadden speciale safariparken waar zij af en toe een paar leeuwen afmaakten. Bij de Perzische koningen heetten die jachtdomeinen ‘paradeisoi’. Jacht is dus een echt koninklijk sport.

Royaal schenken
Hoewel de moderne monarchie door de grondwet wordt beteugeld, blijft zij in haar verschijningsvormen trouw aan de geschiedenis. Oudtijds was de vorst het symbool van overvloed. Hij moest niet zo maar cadeautjes overhandigen, hij behoorde koninklijk, ‘royaal’, te schenken. Zo wierp de Egyptische farao gouden kransen naar de onderdanen onder zijn venster. Het strooien van snoepgoed door carnavalsprinsen is een persiflage van die traditionele vorstelijke gulheid. Koning Willem I verbruidde het meteen bij de Belgen toen hij zijn intocht in Brussel hield. De munten die hij met gulle hand uitstrooide, bleken van koper te zijn en niet van het zilver of goud dat de Brusselaars ze van een echte vorst mochten verwachten. In fossiele vorm leeft het vorstelijk schenken bij ons voort in de vorm van de lintjesregen ter gelegenheid van koninginnedag.

Vorstelijke munten
Enkele jaren geleden ging er een golf van ontzetting door het Nederlandse volk. Zouden we door de invoering van de euro het portret van Beatrix kwijtraken? Daarmee zou Nederland zijn gezicht verliezen. Hoe komt het dat het gelaat van de vorst op het geld staat? Toen de Kleinaziatische Lydiërs aan het begin van de zevende eeuw voor Christus afgewogen stukjes edel metaal van een stempel gingen voorzien om daarmee gewicht en zuiverheid te garanderen, stonden er aanvankelijk slechts symbolische afbeeldingen op de ‘munten’. De Griekse stadstaten die de handige uitvinding spoedig overnamen, beeldden hun plaatselijke godheid of held op hun geldstukken af. Met het hellenisme verscheen het vorstenportret op de munt. Bij de beperkte communicatiemiddelen was het geld het enige medium dat letterlijk iedereen bereikte. Daarom werd er in het Romeinse rijk veel werk gemaakt van de beeltenis van de heerser op de munt. Sinds Julius Caesar stond de keizer al tijdens zijn leven op de munt. Zo kenden de inwoners van het miljoenenrijk hun verre vorst. Als de Farizeeën Jezus willen compromitterend door hem de vraag voor te leggen of men belasting aan de Romeinen moet betalen, zegt Hij: “Laat Mij de belastingmunt eens zien.” Zie hielden Hem toen een denarius voor. Kennelijk hadden ze die munt op zak. Jezus vraagt de Farizeeën dan van wie het portret is en van wie het opschrift. “Van de keizer,” antwoordden zij, waarop Jezus de bekende woorden spreekt: “Geef aan de keizer wat des keizers is.” Het is interessant te merken dat ook in de uithoek van het Romeinse rijk dat Palestina was, de keizer via het muntportret aanwezig was. Sinds de Romeinse keizer is het vorstenportret niet meer van de munt weg te denken. Ook de Europese Unie maakt aan die traditie geen einde.

Koninklijke kunstmin
Waarom zijn koningen altijd zulke grote kunstliefhebbers? Ze slepen hun buitenlandse bezoekers naar musea en balletvoorstellingen, terwijl deze in hun hart misschien liever naar een voetbalwedstrijd zouden gaan. Kunst, in beeldende en literaire vorm, heeft van oudsher de functie gehad glans te verlenen aan het koningschap. Zeker beeldende kunstenaars, die tot de romantiek afhankelijk waren van opdrachten, haakten naar vorstelijke gunst. De musea puilen uit van de vorstenportretten. Van zijn kant diende de vorst kunstenaars aan zich te binden en het mecenaat te bedrijven. Deze functie is genoemd naar Caius Cilnius Maecenas, die onder Augustus Vergilius bewoog tot literaire verheerlijking van de eerste keizer door middel van de Aeneis. De grote staatscollecties van bijvoorbeeld het Louvre, de Hermitage en ons eigen Mauritshuis vinden hun oorsprong in de behoefte van vorsten hun paleizen uitbundig op te sieren. Ook de koninklijke kunstzin is een wezenlijke karaktertrek van de monarchie.

De monarchie een goede geschiedenisles?
Als we met historisch geschoolde ogen naar de verschijningsvormen van de moderne monarchie kijken, zien we dus veel gestolde geschiedenis. Natuurlijk gaat lang niet alles regelrecht terug op de Soemeriërs of Romeinen. Veel is wat Eric Hobsbawm ‘invented history’ heeft genoemd, recent ontwikkelde rituelen met de schijn van een oeroude traditie. Overal waar vorsten verschijnen, ontwikkelen zich dezelfde vormen. Ze hebben gemeen dat ze de vorst majesteit verlenen. Ook onze constitutionele monarchie, die bescheiden is in haar vertoon, toont bij hoogtijdagen als huwelijken, geboortes, begrafenissen, troonswisselingen en op Prinsjesdag haar ware gezicht: de vorst kan per definitie niet gewoon doen.

Litteratuur:
Inspirerende vergelijkende beschouwingen over het koningschap zijn te vinden in:
H.J.M. Claessen (red.), Macht en majesteit. Idee en werkelijkheid van het vroege koningschap, Utrecht 1984

Schrijver: Anton van Hooff
Inzender: Johan Mostertman, 11 november 2001


Geplaatst in de categorie: maatschappij

2.3 met 27 stemmen 1.711



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)