Mijmeringen tijdens een maartdag
Tijdens de vergadering had ik uitgebreid de gelegenheid om de haardracht van enkele oudere heren te bestuderen, die heel verschillend kan zijn en die ook afhankelijk is van de deskundigheid van hun kapper; glad achterovergekamd, waarbij het haar in dunne lijnen over de schedel ligt als een tapijt bestaande uit zilveren draden, dan wel warrig en chaotisch, dan wel sluik, als een natuurlijke helm die het hoofd omsluit of ook met een korte pony, die met een kaarsrechte lijn het gezicht begrenst en gedeeltelijk omlijst, als bij een Romeinse heerser.
Al waren de heren, respectievelijk hun haardracht, zeer interessant om te bekijken; mijn blik dwaalde af. Het was een mooie maartse dag en buiten scheerde een enkele, eenzame vogel tegen de pastelblauwe lucht en deze liet zich enthousiast meevoeren op luchtstromingen om even later de vleugels uit te slaan; welhaast in een uitbundige dans in hoger sferen; om de lente te vieren die onstuitbaar terrein veroverde en die het goede humeur van mens en dier zeer leek te bevorderen.
En in de middenberm van de Postelse Hoeflaan, waarop mijn blik zich nu richtte, ontwaarde ik een regiment van witte en dieppaarse krokusjes in een bonte mengeling en in de hoge bomen nestelden zwart-witte vogels. Ik zag ze af en aan vliegen en beurtelings neerstrijken op het hooggelegen nest van takken met hun door de Natuur ingegeven zorgzaamheid, waarmee ze de kleintjes voorzagen van het voer.
De vergadering riep mij weer tot de orde en volijverig voltooide ik de notulen.
26 september 2024
Geplaatst in de categorie: natuur