Jeugd in een arbeiderswijk
Ons huisje lag in de schaduw van de fabriek die het met haar hoge muren en monumentale schoorsteen als het ware beschermde. Daar leefden we, daar speelden en leerden we, daar voltrok zich ons bestaan, binnen de enge cirkel van huis, school en kerk.
Met Martin, mijn eerste kameraadje, ontwierp ik een boerderij. We knipten niet zonder moeite bomen en dieren uit dik karton en zagen ons project met de dag groeien. We sloegen de zweep om de felgekleurde tollen, knikkerden en balden op straat.
Er waren de angsten om de tante die wegteerde aan een onheilspellende ziekte in verre, witte ziekenhuiskamers en om de buurman, alcoholist, die tijdens zijn deliria aan de deur kwam, gekleed in jacquet en met hoge hoed op en witte sjaal om de hals en om het Lijdensverhaal, in de kerk uitgebeeld door de Christusfiguur, die voortschreed onder het kruis.
Maar mama zong geruststellend kinderliedjes met ons aan de hand van de kleurige stroken op het behang en ik luisterde op voorjaarsavonden stil in bed naar de avondzang van de merels.
Op de afgesleten bladzijden van mama's bakboek kon je nog de afbeeldingen zien van heerlijk gebak en soms werd inderdaad de Frankfurter Krans geserveerd, die wel een aura van bijzondere feestelijkheid om zich heen had.
We baden een Noveen voor het broertje dat ongezeglijk, wild en ziek was en dat later, losgekoppeld van ons gezinnetje, leed en leefde onder het regime van verplegers in inrichtingen.
De schriften raakten vol, de potloden werden stomp. Het werd tijd voor de Gallische en Punische Oorlogen en een jeugd vergleed, maar niet in vergetelheid.
Telkens weer zou ik terugkeren in mijn latere leven naar dat eilandje van geborgenheid en onschuld, maar ook van ontzetting......
Geplaatst in de categorie: familie