Liefde
Ik vroeg mij af: 'Is liefde de zin van alles?'....
Ik heb een partner waar ik het goed mee kan vinden, maar hij is niet degene die mij die ultieme bestaansvervulling geeft, waar ik naar uitkijk.
Ik begreep dat ik hierover moest nadenken tot het mij duidelijk zou zijn. Ik wilde uiteindelijk op alles zelf het antwoord vinden en afrekenen met alles wat al voor mij gedacht en bedacht was.
Het vergde een uiterste inspanning om mij op dit dilemma te concentreren. Het verzet van mijn denken was groot, de angst voor de waarheid net zo sterk aanwezig als de wil om het antwoord te kennen.
Ik bedacht hoe liefde zou moeten zijn en vond dat kenmerken als geborgenheid, bevestiging en vertrouwen goed omschreven waar ik naar verlangde.
Maar wie zou mij die liefde moeten geven? De prins op het witte paard?
Geen van de prinsen die al voorbij waren gekomen, had mij deze liefde kunnen geven. Althans, ik had het niet gemerkt.
Zou de ware liefde wel bestaan, vroeg ik mij af. En hoe zou hij dan moeten zijn, deze persoon die mijn leven zou vullen met alles waar ik naar hunkerde?
Het verder denken kostte me moeite, maakte me verward. Steeds op een cruciaal punt van eventueel inzicht, won het verzet het van mijn wil en viel ik in slaap.
De volgende dag dacht ik verder.... Ik dacht, als deze ware liefde mijn leven zin zal kunnen geven tot het einde der dagen, als deze man bestaat, waar zou hijzelf dan die liefde vandaan halen?
Ik wist dat ik het antwoord bijna had en concentreerde me tot het uiterste.
De onmetelijke wil om door te dringen tot de kern, tilde me door de moeheid die me overviel en door de gedachtebarrière heen, naar het zien...
Naakt stond ze ineens voor me, de waarheid en keek me recht in de ogen. Direct en onomwonden gaf ze het antwoord op mijn vraag: 'De prins zoekt niet naar zijn prinses om haar zijn onbaatzuchtige liefde te geven. Nee, hij hunkert naar diezelfde warme geborgenheid en bevestiging, zoals jij die zoekt in hem. Van liefde kan geen sprake zijn als je het geen van beiden hebt'.
Ontgoocheld keek ik om mij heen, toen de waarheid concluderend zei: 'Liefde staat gelijk aan het vertwijfeld ontkennen van alleen zijn'.
Ik voelde me diep geraakt door dit antwoord. Door dit te weten, moest ik wel erkennen dat er niemand op de hele wereld was, die mijn leven blijvend de moeite waard zou kunnen maken.
Maar tevens was er de opluchting over het feit, dat ik mijn geconditioneerde gedachtegang aangaande de liefde, voorgoed ontmaskerd had.
Ik had mijzelf wakker gekust na een lange slaap en al voelde ik na die kus geen liefde, ik wist nu zeker dat ik met mijzelf verder moest.
Geplaatst in de categorie: liefde