Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen over verdriet

De vrouw op het strand

De vrouw zit op het strand, vlakbij de rustig kabbelende zee. Dat was vandaag vier maanden geleden wel anders. Toen was de zee woest, hoge bulderende golven sloegen neer op het strand. Ze was toen hier met haar zoontje van vijf jaar. Haar zoontje vond het prachtig, die woeste zee. Hij rukte zich los en met wijdopen armen rende hij juichend de zee in, lachend om de druppels die zijn gezicht kletsnat maakten. Ze schreeuwde dat hij terug moest komen, maar haar stem ging verloren in het gebulder. Plotseling zag ze dat haar kind kopje onder ging, even weer te zien was en weer verdween in de woeste golven. Ze rende de zee in, al schreeuwend, maar het was te laat. De golven hadden haar kind meegenomen.
Sinds die dag zit ze vaak op het strand, vlakbij de zee. Ze heeft het gevoel dat ze zo dichter bij haar kind is.

‘Hoi, wie ben jij?’
Een parmantig jongetje staat naast haar en kijkt haar nieuwsgierig aan.
‘Waarom kijk jij zo verdrietig? Heb je verdriet? Zal ik mijn pappa even roepen? Die kan heel goed troosten. Waar is jouw vader? ‘
Ondanks zichzelf moet ze lachen.
‘Mijn vader is thuis,’ zegt ze, ‘en ik ben een beetje verdrietig, omdat mijn zoontje hier niet meer is.’
‘O, heb je een zoontje? Hoe heet hij? Leuk, waar is hij, dan kan ik met hem spelen,’ zegt het jongetje gretig.
‘Dat kan niet, hij is in de hemel,’ zegt ze.
‘O, ben je daarom verdrietig? Maar in de hemel is het fijn, zegt mijn pappa. Mijn mamma is ook in de hemel en heeft het daar heel fijn. Wij zijn ook verdrietig, omdat mamma niet hier is, maar pappa zegt dat mamma daar blij is en altijd naar ons kijkt.’
De vrouw kijkt wat weemoedig naar hem, wat heerlijk om nog zo kinderlijk te geloven dat alles goed is.
‘Weet je wat,’ zegt het jongetje, ‘ik ga mijn mamma vragen of ze een beetje wil zorgen voor jouw kindje. Dat wil ze vast wel, mijn mamma is heel lief.’
De vrouw lacht naar hem en aait hem even over zijn hoofd.
‘Nou, ik ga weer naar pappa, hoor, daag. Kom je morgen weer? Wij komen hier elke dag, wel een boel dagen achter elkaar. Daag.’
En weg rent hij.
Ze kijkt hem na, hij is net zo groot als haar zoontje. Ze ziet hem bij zijn vader staan en hij wijst naar haar. Als hij ziet dat ze naar hem kijkt zwaait hij enthousiast. Ze zwaait terug. Ze hoort hem kwetteren tegen zijn vader. Ze kan het niet verstaan, maar ze weet dat het over haar gaat, want hij wijst telkens naar haar.
Ze blijft nog even zitten. Het heeft haar toch goedgedaan, dat gesprekje met dat jongetje. Het was even alsof ze met haar zoontje aan het praten was. Zou het jongetje er morgen weer zijn?

De volgende dag zit ze weer op haar gewone plekje, vlakbij de zee. Ze kijkt om zich heen, nog niets te zien van het jongetje met zijn vader. Maar wacht, daar komen ze net aan, beladen met handdoeken, speelgoed en plaids.
Het jongetje heeft haar al gezien en zwaait. Ze zwaait terug. Even later rent hij naar haar toe.
‘Hoi, daar ben ik weer. Ik heb het aan mijn mamma gevraagd, hoor. Of ze voor jouw kindje wil zorgen, dat doet ze vast wel. Je hoeft niet meer verdrietig te zijn.’
Hij kijkt haar trouwhartig aan en legt een smoezelig handje op haar arm. Even later springt hij op en neer. Ze moet lachen om zijn rare bokkesprongen.
‘Hoe heet je?’ vraagt ze aan hem.
‘Milan. En ik ben al vijf jaar,’ zegt hij trots.
‘Hoe heet jij?’ vraagt hij.
‘Frouke,’ zegt ze.
‘Wat leuk, dan ben jij een mevrouw Frouke, vrouw Frouke,’ lacht hij.
Tegen wil en dank lacht ze. Ze wil helemaal niet lachen, er is niets om te lachen, maar het enthousiasme van dit jongetje is aanstekelijk.
Hij rent weer weg, terwijl hij roept dat hij later wel weer terugkomt. Hij wil nu eerst spelen met zijn emmertjes en hij gaat een zandkasteel bouwen, met zijn vader.
‘Kom je kijken?’ roept hij nog.

Ze blijft nog een poosje zitten, staat dan op en loopt langzaam naar huis. Ze woont vlakbij het strand. Ze moet nog even naar de slager. In de winkel is het druk. Ze ziet opeens de man met het jongetje bij de toonbank staan, ze zijn aan de beurt om geholpen te worden. Dan hoort ze het stemmetje van Milan boven alles uit.
‘Ik mag niet vragen, maar ik lust heel graag worst,’ roept hij. De mensen in de winkel schieten in de lach.
‘Dat wordt later een prima diplomaat,’ zegt iemand.
De slager snijdt een dik stuk worst af en geeft dat lachend aan de glunderende jongen.
Ze draait zich om en gaat weg. Ze heeft geen zin in een praatje.

De volgende dag zit ze weer op haar plekje. Milan en zijn vader zijn er al. Milan rent naar haar toe.
‘Je bent niet komen kijken naar mijn zandkasteel,’ zegt hij een beetje teleurgesteld, ‘Maar weet je wat, ik maak voor jou hier een zandkasteel.’
Hij rent naar de plek waar zijn vader zit, pakt zijn emmertjes en andere spullen en rent weer terug naar haar.
Uit haar ooghoek ziet ze dat zijn vader opstaat en naar haar toekomt.
‘Hallo, ik ben de vader van dit jochie. Ik wil even vragen of u het niet vervelend vindt dat hij steeds bij u komt. U kunt dat gerust zeggen, hoor.’
Ze zegt dat ze het prima vindt. De man knikt haar vriendelijk toe en gaat terug naar zijn plekje. Hij roept nog wel dat ze het echt moet zeggen als het haar te veel wordt.
Milan is intussen ijverig bezig met zijn zandkasteel. Ze kijkt peinzend naar hem. Haar zoontje had hier moeten spelen, net als Milan.
‘Kijk es, mooi, hè?’ roept Milan. Trots laat hij de twee torens zien, die hij gemaakt heeft.
‘Prachtig,’ zegt ze.
‘Zo, dan ga ik nu weer naar pappa, anders is hij zo alleen.’
Ze blijft nog even zitten, staat dan op om naar huis te gaan.

Een paar dagen later komt de vader van Milan naar haar toe. Hij vraagt of ze het leuk vindt om met hem en Milan naar een restaurant verderop te gaan. Hij wil haar een etentje aanbieden als dank voor de tijd, die ze met Milan heeft doorgebracht. Milan staat naast hem te springen.
‘Doe je het? Het is daar heel leuk.’
Ze aarzelt even. Ach, waarom ook niet.
‘Oké, leuk,’ zegt ze.
Ze spreken af om elkaar om zes uur te treffen in het restaurant. Als ze om klokslag zes uur het restaurant binnenloopt, ziet ze Milan en zijn vader al zitten. Milan zit te wiebelen op zijn stoel.
‘Ga maar,’ zegt zijn vader.
Verbaasd ziet ze dat Milan als een speer naar een hoek van het restaurant rent.
Zijn vader zegt: ‘Dat is de reden, dat ik hier met je wilde afspreken. Dit restaurant heeft een grote speelhoek voor kinderen. Er is iemand bij, die voor ze zorgt. Ze krijgen daar ook hun eten, alles wat een kind lekker vindt, patat, kroket, appelmoes en nog veel meer. Zo kunnen de ouders of grootouders genieten van hun maaltijd, zonder een kind, dat zich stierlijk zit te vervelen.’
‘Wat een schitterend idee,’ zegt ze.
Ze krijgen de menukaart en zoeken hun gerecht uit. Ze voelt zich op haar gemak, het praten gaat makkelijk. Hij zegt dat hij van Milan heeft gehoord dat haar zoontje in de hemel is. Ze vertelt dat hij vier maanden geleden verdronken is in de zee.
Geschrokken zegt hij: ‘Wat vreselijk. Was dat jouw zoontje? Ik heb het gehoord van een paar mensen op het strand, die het gezien hadden. Vreselijk, wat vreselijk moeilijk voor je en voor je man.’
‘Mijn man heeft dit gelukkig niet meer mee hoeven maken, hij is twee jaar geleden gestorven. Maar wat verdriet betreft, ik heb van Milan gehoord dat jouw vrouw is overleden of zoals Milan het zegt, mijn mamma is in de hemel.’
Het blijft even stil, dan zegt hij dat zijn vrouw een half jaar geleden is gestorven. Milan en hij hebben het er erg moeilijk mee. Hij probeert het voor Milan zo makkelijk mogelijk te maken door te zeggen dat zijn mamma het erg fijn heeft in de hemel, maar Milan mist zijn moeder erg.

Het eten wordt gebracht. Het gesprek wordt algemener. Af en toe komt Milan even naar hun tafeltje, maar gaat meteen weer terug.
Zijn vader zegt: ‘Het lijkt wel of hij even wil controleren of wij er nog zijn. Eigenlijk niet zo vreemd, zijn moeder was er ook opeens niet meer, dan wil hij toch even weten of ik er nog ben.’
Het wordt een goede avond, ondanks het verdriet dat ze allebei hebben.
‘Morgen gaan Milan en ik weer naar huis. Mijn vakantie zit erop. Ik zou het fijn vinden om met elkaar te schrijven, als jij dat ook wilt. We weten hoe de ander zich voelt, omdat we allebei iemand hebben verloren, die ons heel dierbaar was. Het kan fijn zijn om dat met elkaar te delen. Het is ook fijn om alles wat je voelt te uiten door het op te schrijven. Misschien kunnen we elkaar op deze manier een beetje steunen.’
Ze denkt er even over na. Zegt dan dat ze dat heel graag zou willen.
Milan is intussen uitgespeeld en hangt moe tegen zijn vader aan. Bij het afscheid hoort hij zijn vader zeggen dat hij als eerste zal schrijven en dat hij hoopt dat ze terug zal schrijven. Ze knikt.
Milan kijkt van de een naar de ander. Ze gaan dus met elkaar schrijven. Dat wil hij ook wel. Hij gaat naar haar toe en fluistert in haar oor: ‘Ik ga je ook schrijven, hoor. Misschien wil pappa me daar wel bij helpen. En anders bel ik je. Ik vind jou lief.’
Ze aait Milan over zijn hoofd, zwaait naar zijn vader en loopt snel weg, ze wil niet dat ze haar tranen zien. Dit keer zijn het tranen van ontroering door de lieve troostwoorden van een klein jongetje.

Schrijver: Ineke Dijkhuis, 19 februari 2024


Geplaatst in de categorie: verdriet

3.3 met 3 stemmen 83



Er zijn 4 reacties op deze inzending:

Naam:
Han Messie
Datum:
22 februari 2024
Email:
hmessielive.nl
Ineke, wat zou het voor ons grote mensen toch heerlijk zijn om zo eenvoudig en rechttoe rechtaan te kunnen geloven als Milan.
De arme vouw, die zowel haar zoontje als haar man verloren heeft wordt toch wat opgebeurd door de woorden van Milan. Wat deze trieste omstandigheden toch weer tot geluk kunnen leiden, als ze met elkaar naar het restaurant gaan.

Een jongetje van vijf jaar zal meestal bang zijn voor een woeste zee, maar in jouw verhaal bevestigt de uitzondering de regel.
Naam:
Richard Bahl
Datum:
21 februari 2024
Met een klein kind bij een woeste zee gaan staan en het kind de zee in laten lopen, noem ik geen ongeluk dat in een klein hoekje zit.
Naam:
An Terlouw
Datum:
20 februari 2024
Graag gelezen en idd een ongeluk zit in een klein hoekje, maar geluk zit daar gelukkig bij!
Naam:
Richard Bahl
Datum:
19 februari 2024
Welke moeder neemt haar jonge kind mee naar het strand indien de zee enorm enorm woeste golven toont? Hoe kan het dat het jongetje zomaar deze zee in rent? Waar was de bescherming van de moeder? Is het niet onzinnig om te roepen dat het jongetje moet terugkomen als de herrie van de woeste zee zeer overheerst? Is de zin 'plotseling zag ze dat haar kind kopje onder ging' niet wonderlijk? Uiteraard is dat 'plotseling' in dergelijk natuurgeweld. Is de zee inrennen om haar kind te redden begrijpelijk? Dat wel, maar hoe kwam dan de moeder weer veilig uit de golven? Waren er geen omstanders? Geen reddingsbrigade? Wat bewoog de moeder om bij zeer slecht weer met haar zoontje aan het strand te verblijven?

Voor mij veel ongerijmdheden in het eerste tekstblok. Ik geloof wel dat lezers de sfeer van dit type verhalen kunnen waarderen. Ik gun de schrijfster dat uiteraard van harte.

Ik behoor helaas niet tot de liefhebbers van deze vaak voorspelbare verhalen, waarbij het sentiment en de moraal er duimendik door de schrijfster worden opgelegd.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)