Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Op steenworp afstand van Krewerd

De wereldberoemde componist, organist en harpist Ouwe Feith bewoont sinds enige maanden samen met zijn gezin de oude kosterij uit 1764 op het Kerkpad 1 in Krewerd. Zijn vrouw Hadewieg Brons is een gerespecteerde sopraan en organiste, die liever niet al teveel opvalt, maar van nature wel erg spontaan is. Dat laatste is er door haar streng-protestantse opvoeding en het huwelijk met Ouwe grotendeels uit geramd. De psychische terreur van het protestantisme heeft haar spontaniteit lelijk lamgelegd en zij volgt braaf de grillen en onderdrukkingssystemen van haar man en kerkgemeenschap. Als moeder van zeven kinderen heeft zij altijd wel wat te doen en dat doet zij graag en met veel liefde. Zo op het eerste gezicht is er bij haar geen vuiltje aan de lucht, maar dat wordt wel anders, wanneer je bij haar iets dieper gaat graven. Zij zorgt er overigens wel voor dat niemand bij haar de kans krijgt om al te diep te gaan graven. Haar afweermechanismen werken nog steeds op topniveau. Die worden dan ook elke dag door de omgang met haar man en de kerkleden gesmeerd. De sociale controle van de protestantse kerkgemeenschap in Krewerd en omstreken hapert nooit. Als roofdieren besluipen en begluren ze elkaar. Als iemand ook maar even afwijkt van de groepscode, dan gaat het verdedigingssysteem meteen in werking en wordt de overtreder tot de orde geroepen. Daarbij wordt oraal en fysiek geweld niet geschuwd. De schijnveiligheid wordt obsessief bewaakt. Iedereen is de cipier voor iedereen. Alsof God het zo voor hen bedoeld heeft, maar hun godsbeeld rammelt natuurlijk aan alle kanten en is een zelfverzonnen overlevingsstrategie, die je bij primitieve stammen en bepaalde groepsdieren ook aantreft. Het is een egoïstische behoudzucht, die de vrije geest van de mens ontkent. En juist in die sferen gaat Hadewieg in verzet, al heeft ze dat aanvankelijk nog niet echt door en verpakt ze haar rebellie in vrome beweegredenen en een gedoogd vocabulaire.

Wanneer Hadewieg op een zonnige dag naar Holwierde fietst, ziet zij aan de rand van een aardappelveld een dromerige, starende, naïeve kerel zitten, die een schilderij aan het maken is. Zij stapt van haar fiets en zij draait zich naar hem om. Hij kijkt haar vol bewondering aan. 'Die zou ik wel eens willen schilderen!', denkt hij, 'vooral zonder die luchtige rok!'. 'Mag ik eens kijken wat u schildert?', vraagt Hadewieg. 'Maar natuurlijk, schone dame, kom maar gerust even kijken!', antwoordt hij, terwijl hij zijn werk voortzet. Hadewieg bukt voorover, zodat de kunstschilder bij haar bloes naar binnen kan gluren. Met aandacht volgt hij de contouren van haar volle borsten. Zij is wonderschoon en supervrouwelijk gebouwd. Met haar vrouwelijke bewegingen weet zij de nogal verstrooide schilder danig in te palmen. 'O, maar dat is werkelijk bijzonder knap gedaan!', zegt zij, 'u heeft een sublieme, impressionistische stijl!'. 'Dankjewel zeg, maar hoe is de naam?' 'O pardon, ik ben Hadewieg Brons en mijn man is een beroemde componist!' 'Welnu, ik ben Gottfried de Ridder en niet beroemd, maar wel hoogst gelukkig!' 'Schildert u ook vrouwen?' 'Dat doe ik inderdaad en zeg alsjeblieft je!' 'Zou je mij een keer willen schilderen? Ik betaal je er ruimschoots voor!' 'Alsof je mijn gedachten kunt lezen, dat wil ik graag een keer doen, Hadewieg, ken je dat kleine arbeidershuisje vlak buiten Krewerd, die met die oude bok ervoor, die heet overigens Hendrik, naar 'Hendrik Haverkamp' van Normaal, nou, daar woon ik en daar verwacht ik jou dan!' 'Ik kom vanavond meteen langs, schikt dat?' 'En óf dat schikt, mirakels nog aan toe, lieve schoonheid, ik zal Hendrik vast op de hoogte stellen, zodat hij niet aan jouw rok gaat knabbelen!'. Ze geven elkander nogal onhandig een hand, omdat er verwarring is, want het houdt het midden tussen een boks en een handdruk, maar zij voelen beiden de elektrisch geladen energie tussen hen over en weer stromen. Het knettert en spettert, zoals wel eens bij treinkabels gebeurt. Hadewieg gaat hemelhoog juichend naar Holwierde, waar ze in de 11-de eeuwse Stefanuskerk aan het Kerkpad 1 orgelles gaat geven. Haar leerlinge Jakobina Bernlef ziet hoe Hadewieg volop glimt en heel veel levenslicht uitstraalt. Hadewieg's seksuele energie vermengt zich met de orgelmuziek en haar oer-christelijke inborst. Zij herkent in Gottfried een duidelijke geestverwant. Gottfried en Hadewieg zien en voelen de Christusgeest in elkaar. Zij worden door Hogere Krachten naar elkaar toegestuurd en met elkaar verbonden. 'Mag ik vragen waarom u zo gelukzalig glundert?', vraagt Jakobina. 'Ik heb vanavond een afspraak met de kunstschilder Gottfried de Ridder!', roept Hadewieg dwars door de orgelklanken heen. 'Ik moet u waarschuwen, mevrouw Brons, want die De Ridder is een afschuwelijke dronkaard en een walgelijke heiden, u kunt daar maar beter ver bij uit de buurt blijven!', zegt Jakobina met een uiterst ernstig gezicht. 'Ach, mal wicht toch!', zegt Hadewieg, die meteen het orgel op barsten doet spelen.

's Avonds na het eten en nadat alle kinderen naar bed zijn gebracht, gaat Hadewieg naar het arbeidershuisje van Gottfried. Terwijl zij op weg is, wordt Ouwe door Lammechien Nansum gebeld. Haar vriendin Jakobina Bernlef had haar gebeld en verteld, dat Hadewieg van plan is om de ongelovige kunstschilder Gottfried de Ridder te bezoeken. 'Ik wil u alleen maar even waarschuwen, maar als zij gewoon thuis is gebleven, dan is er natuurlijk niks aan de hand!', zegt Lammechien. Na het telefoongesprek krijgt Ouwe een vuurrode kop en begint hij heftig te zweten en te trillen. Hij vouwt zijn handen en hij vraagt God om bijstand, maar ineens, als gebeten door een wesp, opent hij zijn ogen en gooit hij zijn stoel naar achteren. Hij rent naar buiten en hij vult zijn fietstassen met bakstenen en keien. Hij is bezeten van woede, jaloezie en wraak. Zijn vrouw is zijn vrouw en die gunt hij niemand anders. Haar ontrouw is het ergste wat zij hem aan kan doen. Het is zwart voor zijn ogen en hij jaagt door de nacht. 'Simson, de Filistijnen over u!', krijst hij, 'David, slinger Goliath dood!'. De protestantse schizofrenie viert hoogtij en hij belandt in een religieuze psychose. Ondertussen staat Hadewieg al poedelnaakt voor de ijverige Gottfried, die door de eindeloze stroom jenever een vertekend beeld van haar op zijn doek schildert. Zo had Van Gogh immers zijn absint. Het resultaat is verbluffend vernieuwend en indrukwekkend. Hadewieg komt steeds even naar het resultaat kijken en wanneer zij dan vlak bij elkaar staan, kussen zij elkaar spontaan en lang op de mond, maar de wilde stoeipartij wordt bewust uitgesteld om de kunst te laten zegevieren. Er is dan ook nauwelijks iets gebeurd, wanneer Ouwe zijn fiets woest neersmijt en door een zijraam gluurt. Bij het zien van zijn naakt poserende vrouw en de volgens hem voyeuristische viezerik Gottfried ontsteekt hij in meer dan woede en graait hij naar enkele stenen. Hij stormt het huisje in en hij begint meteen enkele stenen naar Gottfried te gooien. Één steen raakt hem keihard tegen zijn voorhoofd, waardoor hij achterover valt. Hadewieg probeert hem nog tegen te houden, maar zodra Ouwe bij Gottfried is, slaat hij Gottfried herhaaldelijk met een kei op zijn hoofd, waardoor Gottfried overlijdt. Als een Maria Magdalena knielt Hadewieg bij haar Christusfiguur Gottfried neer en huilt zij bittere tranen. Ouwe is inmiddels nieuwe stenen aan het halen en even later bekogelt hij Hadewieg daarmee. Hadewieg begint hardop te bidden, totdat haar hoofd door een steen geraakt wordt. Zij valt zijwaarts naast Gottfried en haar bloed vermengt zich met Gottfried's bloed. Hendrik rukt wanhopig aan zijn touw. 'Jij hebt mij en de hele kerkgemeenschap te schande gemaakt!', mompelt Ouwe, terwijl hij met een kei op Hadewieg's hoofd beukt, net zolang tot ook zij overlijdt.

Terug in Krewerd besluit de door wroeging en waanzin geplaagde Ouwe naar de Mariakerk te gaan. Over zijn schouder hangt het touw van Hendrik, die hij heeft weggejaagd. Het is tegen middernacht wanneer hij de kerk sluit en achter het orgel gaat zitten. 'Ik ben net als Judas!', zegt hij tegen zichzelf, 'ik heb de ware Christusgeest verraden! Ik heb twee echte christenen vermoord!'. Hij speelt een droevig stuk van Johann Sebastian Bach, maar niet te lang, want anders wordt hij gesnapt en gaan ze hem nog tegenhouden. Hij pakt het touw van Hendrik en hij bevestigt dat aan een balk. Hij steekt zijn verslagen hoofd in de ronde lus en hij laat zichzelf naar beneden vallen. Zijn nek breekt onmiddellijk. De gealarmeerde koster Johannes Snoeck denkt dat Ouwe nog te redden is en samen met twee gemeenteleden helpt hij het ontzielde lichaam van Ouwe zo snel mogelijk uit de galg. Wanneer Johannes ziet dat alle moeite voor niets is geweest, krijgt hij door alle spanning een hartaanval, die fataal blijkt. Vanaf deze verschrikkelijke avond zal Krewerd nog lang als de pest gemeden worden.

Schrijver: Sir Joanan Rutgers
29 juni 2023


Geplaatst in de categorie: literatuur

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 92



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)