De geadopteerde kuikentjes
In het bos ligt op de grond een nestje met eieren erin en ernaast. De eieren zijn nogal groot. De dieren hebben er al eens langsgelopen, maar weten niet van wie die eieren zijn.
‘Ze zijn niet van mij,’ zegt de koolmees, die boven in een boom alles gadeslaat, ‘daar zijn ze veel te groot voor.’
‘Het lijken wel eieren van een kip,’ zegt de vos, ‘Toen ik op een boerderij in het kippenhok keek, zag ik ook zulke grote eieren.’
‘Nou, daar was je vast niet zomaar. Zeker weer een kip stelen, hè? ‘smaalt het konijn, ‘Niemand is veilig voor jou, als je honger hebt.’
‘Maar wat moeten we hier nu mee?’ vraagt het hert.
‘Wachten tot ze uitkomen. Van een paar eieren is het al bijna zover,’ zegt de vos. Hij beschouwt zichzelf als expert wat kippen en kuikens betreft, omdat hij zo vaak op een boerderij is.
‘Oké, dan gaan we vanaf nu de eieren in de gaten houden, net zolang tot de kuikentjes er uitkomen,’ zegt de uil, ‘Het is nu avond, ik houd als eerste de wacht. Als er onraad is dan zal ik jullie roepen.’
Dat vinden de dieren een goed idee. Ze kijken waarschuwend naar de vos.
‘Jullie hoeven mij niet zo aan te kijken,’ zegt hij, ‘ik zal de kuikentjes heus niets doen. Ik beschouw ze als onze geadopteerde kuikens. Ze zijn van ons allemaal en we moeten allemaal voor ze zorgen.’
De dieren knikken, daar zijn ze het mee eens.
De uil gaat in een boom vlakbij de eieren zitten. Het is nacht en rustig in het bos. Opeens hoort de uil een zacht gekraak, daarna is het weer stil. Hij kijkt naar de eieren, ja, er zitten barstjes in. Weer hoort hij gekraak, nu wat luider, de barstjes worden groter. Na een poosje ziet hij uit vier eieren kuikentjes kruipen. Er zijn meer eieren, maar die blijven dicht. Vier kleine gele bolletjes lopen piepend door elkaar.
Inmiddels is de dag begonnen en worden de dieren in het bos wakker. Ze gaan meteen naar de eieren en zien verrukt dat er vier kuikentjes rondlopen.
‘O, wat lief,’ zegt de haas, ‘moet je nou toch eens zien, wat schattig.’
‘Ze zijn vast op zoek naar hun moeder,’ oppert de eekhoorn, ‘Wie doet nou zoiets, zomaar eieren in een bos leggen en de kuikentjes aan hun lot overlaten.’
‘O, dat gebeurt veel vaker, hoor,’ zegt de uil, ‘Denk maar eens aan de honden, die hier aan een boom vastgebonden worden. Meestal in de zomer. Gelukkig dat de boswachter ze vindt en dan de dierenbescherming belt. Ik heb ze horen zeggen dat mensen dat doen als ze op vakentie gaan en hun dier niet mee kunnen nemen. Ze vinden het te duur om hun dier in een dierenasiel te plaatsen, dus dan maar het bos in.’
‘Schandalig,’ zegt het hert, ‘maar waarom leggen ze eieren in het bos?’
‘Nou,’ zegt de vos, ‘dat denk ik te weten. Op veel boerderijen hebben ze veel kippen. Misschien vond de boerin dit keer dat ze er genoeg had. Kuikentjes worden kippen, dus weg ermee.’
‘Ze had de eieren dan toch ook gewoon weg kunnen gooien?’
‘Misschien vond ze dat te drastisch en hoopte ze dat de kuikentjes in het bos kunnen overleven en geholpen zouden worden door de andere dieren.’
‘En dat is nu precies wat wij gaan doen,’ zei het konijn tevreden, ‘maar wat moeten ze eten?’
Goeie vraag. Wat eten kuikentjes?
‘Mijn kindjes eten wormpjes,’ zegt het koolmeesje, ‘misschien lusten ze dat ook.’
De vos zegt dat hij op de boerderij weleens gezien heeft dat de boerin voer gaf aan de kuikens.
‘Maar hoe komen wij aan dat voer?’ vraagt het konijn.
‘Ik heb een idee,’ zegt het koolmeesje,’ ik vlieg naar een boerderij, waar ze ook kuikentjes hebben en ga kijken, hoe ze worden gevoerd en waar het voer staat. Tot die tijd proberen we of ze wormpjes willen eten. Alle vogels willen helpen om ze te zoeken.’
‘Maar intussen moeten we nog iets bedenken waar ze moeten slapen. En wie voor ze zal zorgen.’
‘O, kijk eens, daar zijn mijn kleintjes,’ roept het konijn trots. Vier kleine konijntjes komen aanhuppelen en gaan nieuwsgierig naar de kuikentjes toe.
Even later spelen ze met elkaar.
‘Kom jongens, tijd om naar huis te gaan,’ roept moeder konijn.
De konijntjes lopen achter hun moeder aan en … de kuikentjes lopen mee! Het lijkt wel alsof ze het konijn als hun moeder zien. Als het konijn haar holletje inloopt, lopen haar kleintjes en ook de kuikentjes erachteraan.
De andere dieren slaken een zucht van verlichting. Dat is opgelost, de kuikentjes zijn onderdak. Nu het eten nog.
‘Morgen vlieg ik naar een boerderij, waar kuikentjes zijn,’ belooft het koolmeesje.
De volgende dag is het koolmeesje laat in de middag terug. Hij vertelt wat hij gezien heeft. Op de boerderij waren veel kuikentjes. Hij had gezien dat de boerin een bakje met voer uit de schuur haalde en dat aan de kuikentjes gaf. Hij was de schuur ingevlogen om te zien waar dat voer stond. Ze had het uit een bak gehaald, die apart stond van de andere bakken. Hij had goed gekeken waar die bak stond. Waarschijnlijk was het speciaal kuikentjesvoer.
‘Fantastisch!’ zegt de uil, ‘Maar hoe krijgen we dat voer hier?’
‘Misschien heb ik daar een oplossing voor,’ zegt de haas, ‘ik ken een hamster, waar ik weleens een praatje mee maak. Die heeft grote wangzakken, waar hij zijn voedsel in opslaat. Het zijn net boodschappentassn. Als we die nou eens vragen om dat kuikenvoer in zijn wangzakken op te slaan en hiernaartoe te brengen voor onze kuikentjes?’
‘Wat een schitterend idee!’ roepen de dieren.
‘Dan zal ik hem de weg wijzen en laten zien uit welke bak hij het voer moet pakken,’ zegt de koolmees enthousiast.
Zo gezegd, zo gedaan. De kuikentjes kregen het voer wat ze nodig hadden en groeiden als kool. Het werden prachtige kippen, maar ze waren al snel te groot voor het konijnenhol. Er moest een andere oplossing gezocht worden.
De dieren kwamen weer bij elkaar om te overleggen. Er werd besloten dat er een soort hut gebouwd zou worden, diep het bos in, iedereen zou meehelpen. Het werd een mooie hut van takken en bladeren, zodat de kippen konden schuilen als het regende of hard waaide. Als het erg koud was, was er altijd wel een dier beschikbaar waar ze tegenaan konden liggen voor wat warmte. De kippen werden beschermd door alle dieren. Ook door de vos. Hij ging nooit meer op pad om een kip te stelen. Hij was waarschijnlijk de enige vos in de wereld, die een vriend van de kippen was.
De hamster ging regelmatig kippenvoer voor ze halen, maar ze vonden ook vaak hun eten in het bos. Soms liepen er mensen in het bos en zagen dan tot hun verbazing een paar kippen rondscharrelen. Als de kippen merkten dat de mensen naar hen keken, maakten ze zich snel uit de voeten. Ze wilden niet naar de mensenwereld. Ze hadden het prima naar hun zin in de dierenwereld.
Geplaatst in de categorie: dieren