Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Reïncarnatie

De veronderstelling dat de individuele menselijke ziel (wat men zich daarbij ook voorstelt) na de dood terugkeert in een ander lichaam, wortelt waarschijnlijk in dezelfde behoefte als die waaruit het christelijke geloof in de "wederopstanding des vleses" is voortgekomen: overleven!

In wat hier volgt, wordt “reïncarnatie” steeds gebruikt in de betekenis van persóónlijke reïncarnatie. Iedereen aanvaardt dat het leven zich in de generaties vernieuwt. Maar de reïncarnatieleer veronderstelt dat de essentie van iemands persóónlijkheid kortere of langere tijd na de dood van diens lichaam, intrek neemt in een nieuw lichaam. Elk leven is een fase in een leerproces waardoor de betrokkene uiteindelijk zijn/haar bestemming bereikt: de eeuwige rust, de vereniging met God, het absolute niets of wat men zich als einddoel van het aardse bestaan heeft voorgesteld.

Waarop berust de reïncarnatiegedachte? Meestal beroept de gelovige zich (zoals bij ieder geloof) op openbaringen of op ervaringen van zichzelf of van anderen. Bewijskracht hebben zulke getuigenissen niet of nauwelijks. "Geloof" is immers per definitie onbewijsbaar – anders mag het wetenschap heten – en is veelal gebaseerd op hoop en verwachting. Geloof verandert pas in aanschouwen onder mensen in wie dat geloof stevig wortel heeft geschoten. Zo zien reformatorische christenen soms Jezus, katholieke gelovigen soms de maagd Maria en ufo-gelovigen soms ufo's.

Dat mensen kunnen leren van de ervaringen van voorgaande generaties, is duidelijk. Maar hoe kan ik lessen trekken uit een eerder bestaan, als ik niet weet wanneer, waar en hoe ik in dat vorige bestaan geleefd heb en wat ik aan goed en kwaad heb gedacht, gedaan of nagelaten. Hoe kan ik ooit een "leerdoel" bereiken, als mijn geheugen na iedere les wordt uitgewist?

Het geloof in reïncarnatie onderschat m.i. de integrale samenhang van ziel (of geest) en lichaam. De waterscheiding tussen lichaam en ziel gaat voorbij aan het feit dat de gelijkenis die kinderen vertonen met hun (voor)ouders, evenzeer betrekking heeft op lichamelijke als op geestelijke hoedanigheden: karakter, aanleg, intelligentie e.d. Iemands persoonlijkheidsstructuur is de resultante is van genetische en omgevingsfactoren (nature en nurture) en er bestaan geen reële aanwijzingen voor de veronderstelling dat de individualiteit van een overleden meneer of mevrouw X zich zou kunnen nestelen in een door meneer Y bevruchte eicel van mevrouw Z.
Eén menselijke spermalozing bevat gemiddeld tussen de 300 en 600 miljoen zaadcellen, waarvan er geen twee volkomen identiek zijn. Slechts één ervan bevrucht bij geslachtsgemeenschap een eicel met een eveneens uniek patroon van chromosomen. Het individu, voortgekomen uit die versmelting mag dus met recht en reden uniék genoemd worden. Hoe zou het dan de identiteit kunnen hebben van een eerder geleefd hebbend individu dat niet genetisch verwant was?

Hoe gaat reïncarnatie in haar werk? Kiest de ziel van de overledene zelf een nieuw lichaam, krijgt ze het toegewezen of is het een toevalstreffer? Elke optie brengt haar eigen problemen mee.
Als de ziel zelf kiest, maar onwetend is over de toekomstige levensgang van het gekozen embryo, dan kiest ze het onbekende en dus het toeval. Toeval kan echter moeilijk zorgen voor een zinvolle samenhang tussen opeenvolgende incarnaties.
Maar omgekeerd, als de ziel wél alles vooruit weet, is er geen leerproces meer. En hoe zou een ziel dan kunnen kiezen voor reïncarnatie in bijvoorbeeld een wezentje zonder hersenstam of voor iemand die erfelijk belast is met een criminele aanleg.
Zou aan de ziel daarentegen een nieuw lichaam worden tóegewezen, dan rijst het probleem van de willekeur hierbij. Waarom moet (op wereldschaal) negentig procent van de zielen genoegen nemen met een erbarmelijk leven, uitgesloten van elke mogelijkheid tot geestelijke ontplooiing en mag tien procent zich verheugen in een relatief grote welvaart met volop ruimte voor persoonlijke ontwikkeling? Waarom krijgt de ene ziel het lichaam toegewezen van een in aanleg zwakzinnige, een pathologische leugenaar, een kinderverkrachter of een lustmoordenaar en de ander het lichaam van een in aanleg harmonisch, getalenteerd en liefdevol mens? De een krijgt dan onvergelijkelijk veel meer kansen dan de ander. (Dit raadsel geldt trouwens voor elk geloof in goddelijke predestinatie!)

Andere vragen zijn:
- Hoe valt reïncarnatie te rijmen met de evolutie van de mens? Er zijn allerlei overgangsvormen geweest. Zijn de zielen met de lichamen mee geëvolueerd? Maar de reïncarnatieleer gaat toch uit van het primaat van de ziel? Dat zou dan uitsluiten dat het ontwikkelingsstadium van het lichaam het niveau van de ziel bepaalt.
- Waar komen bij de huidige explosieve bevolkingsaanwas al die miljoenen zielen vandaan? Komen er meer zielen naarmate er meer lichamen beschikbaar komen? Maar bepaalt de hoeveelheid "verpakking" dan de hoeveelheid "product"?
- De keerzijde van dit probleem is de vraag waar het overschot aan zielen blijft als door rampen miljoenen mensen sterven of als door geboortebeperking de wereldbevolking met miljarden vermindert.

Merkwaardig is het, als mensen die zich een vorig leven bij een ander ras of volk menen te herinneren, de desbetreffende taal niet beheersen. Maar zelfs als dat wel zo lijkt te zijn, bewijst dat geen reïncarnatie. Er zijn namelijk ook andere (al of niet geloofwaardige) verklaringen voor een "taalwonder". In de bijbel is daarvan sprake bij het Pinkstergebeuren, maar dat heeft dan niets met reïncarnatie te maken. In de parapsychologie wordt het verschijnsel ook wel toegeschreven (even merkwaardig!) aan een entiteit die via een medium spreekt (channeling). Wie het fenomeen aan reïncarnatie toeschrijft, mag zich afvragen waarom het zo zelden voorkomt. Hebben overledenen een uitgesproken voorkeur voor reïncarnatie in het eigen taalgebied? Zo niet, waarom treffen we dan niet vaker reïncarnaties aan van zielen die afkomstig zijn uit betrekkelijk onbekende volken of stammen?

Ja, maar er zijn toch wel mensen die menen zich situaties uit een vorig bestaan te herinneren (namen, plaatsen, ligging van gebouwen, familierelaties, gebeurtenissen enz.) die verifieerbaar zijn en redelijk blijken te kloppen? Is reïncarnatie daarmee niet aangetoond? Of is er een aannemelijker verklaring voor te bedenken?

Schrijver: N. Wamelink, 12 december 2004


Geplaatst in de categorie: filosofie

1.8 met 16 stemmen 1.371



Er zijn 2 reacties op deze inzending:

Naam:
Ridzerd
Datum:
14 december 2004
Email:
rmvdhome.nl
Tot mijn verbazing hoorde ik onlangs in het nieuws dat zowel koningin Juliana als prins Bernhard in reïncarnatie geloofden. Zo ziet men maar weer, dat deze leer die door velen een 'krankzinnig bijgeloof van enkele dweepzieke zonderlingen' wordt gevonden, in de beste families voorkomt.
Naam:
Ridzerd
Datum:
13 december 2004
Email:
rmvdhome.nl
Of iets wel of geen 'bewijskracht' heeft, zegt mij niets. Intellectueel kan men ales bewijsbaar maken. Iemand kan allerlei redenen bedenken om aan te tonen dat reïncarnatie niet waar kan zijn.
Maar men kan evengoed allerlei redenen bedenken om aan te tonen dat reïncarnatie wél waar kan zijn.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)