Inloggen
voeg je hartenkreet toe

Hartenkreten

apocalyps

We liepen langs de haven. De boot naar Vlieland stond klaar voor vertrek. Daar kwam de familie Doorsnee op het laatste nippertje aanzetten: pa, ma en drie koters er achteraan, hard hollend over de loopplank totdat pa ineens besefte dat hij zijn kanariegele tasje met al zijn persoonlijke spullen ergens had laten staan. Pa ging tekeer tegen ma. We konden het letterlijk horen, alsof het haar schuld was. Hij moest terug want al zijn papieren zaten erin, schreeuwde hij. Hij probeerde de bemanningsleden duidelijk te maken dat de boot maar even moest wachten totdat hij zijn tasje had gevonden maar kreeg nul op rekest. De boot zou vertrekken en wel terstond. Onder het nodige gevloek en getier keerde pa terug aan wal. Ma en de kinderen aarzelden en meteen werd de loopplank omhoog gehaald. Het opspattende zeewater gaf pa een koude douche en hij moest met lede ogen aanzien hoe zijn gezin zonder hem naar Vlieland vertrok.
-Die is voorlopig nog niet op de plaats van bestemming, grijnsde Godfried, ik heb wel wat met leedvermaak.
-Ik ben er eerlijk gezegd ook niet vies van, als het maar met stijl is, lachte ik.
We zoefden verder met onze Harley. Bij Sexbierum van de weg af en rechtdoor naar het wad. Ik zette de motor uit en we stapten af. Wat een stilte, wat een weidsheid en geen mens te bekennen. Op de dijk stonden wat schapen ons nogal schaapachtig aan te staren: bèèèèèhhh, mekkerden ze. Het was eb en de slikken waren zichtbaar met daaronder een paar miljoen kokkels, voor ons oog verloren. We liepen de dijk af en wandelden over het net droge land. Ik plukte wat zeekraal, lekker voor bij het avondeten.
Godfried tuurde de horizon af en zei: -Ik ga even een boeketje voor je samenstellen, en weg was hij.
Ik ging in het zonnetje liggen, dommelde in en droomde dat ik in een vuurtoren woonde.
...Ik kijk uit over zee, een magnifiek vergezicht over het wad. Het is vloed en het rustige water weerspiegelt de volle maan als een glanzende streep. De zilveren schijn hypnotiseert me zoals gewoonlijk en ik mijmer wat weg. Rondom mij staat het vol bloemen. Hoe kan ik nou zoveel bloemen binnenshuis verzameld hebben, denk ik, die dingen laat ik toch liever in de natuur staan. Het bloemenveld breidt zich uit. Ineens staan er anemonen en lelies in zee. Het fluitenkruid schiet omhoog. Radijzen zo groot als meloenen, pompoenen alom en het riet staat manshoog. Ik zie een oude eik, een stevige knotwilg en een rijzige es waarin een papegaai zit. Hij heeft de es, die de vorm van een pentagram heeft, uitgezocht als klimboom en hij eet tuinbonen. Ik zie dat hij de bonen pelt om de bittere smaak er vanaf te krijgen. De zee maakt danspasjes rondom dit eldorado. Dan vindt er een metamorfose plaats. Het water trekt weg en komt met gezwinde spoed weer terug. Eb en vloed wisselen elkaar af in een minimum van tijd. Jan-van-genten, zeemeeuwen en albatrossen krijsen hun hoogste lied. Een school haringen zwemt voorbij. Zij zwaaien tot mijn grote verwondering met hun staarten alsof ze me groeten. Ze springen omhoog en maken een salto in de lucht om vervolgens met veel kabaal terug te plonzen in het inmiddels woeste water. Er is er een die z’n tong naar me uitsteekt. Plots steekt er een storm op die allengs heviger wordt. Visnetten raken verstrikt in het zich neerbuigende riet en de winde woekert razendsnel door het struikgewas. Golven beuken tegen de vuurtoren en de rabarber boort zich als een heipaal door de deur. De es en de knotwilg buigen zich naar elkaar en fluisteren: daar gaan we dan. In de verte zie ik de alarmsignalen van een schip in nood. Vette zeepalingen vluchten sissend weg. Vogels veranderen van kleur of transformeren zich in vleermuizen. Loerend naar de vissen, krassen de kauwen en kraaien elkander toe in hun duistere taal.
-Kra kra... jij houdt van hoekig hè.
-Jazeker, maar rondingen zijn ook niet te versmaden.
-De zee geeft de zee neemt, roept de raaf. Een oude uil, horend doof en ziende blind zucht slechts.
Voor mijn beslagen vensterraam staat een zeearend die mij gebaart op zijn rug te gaan zitten. Door het grote tumult en watergeweld heen kan ik nog net horen hoe hij me toesnerpt: -Jij waterman, met jou is het water naar de zee dragen.
Ik hou me vast aan z’n lange verentooi, blij met zoveel erbarmen en we stijgen op. Ik hoor een jammerlijk gekraak en als ik omkijk, zie ik nog net hoe een vloedgolf mijn vuurtoren verzwolgen heeft. Een feeëriek lichtschijnsel kleurt de hemel. Dit is het laatste oordeel, flitst het door mij heen...
Ik voelde een hand op mijn hoofd en een stem die fluisterde: -Wakker worden.
Nat tot op mijn haarwortels schoot ik overeind. Wat was dit voor archetypische voorstelling. De oerbeelden die zich in vorm hadden uitgedrukt bleven op mijn netvlies natrillen. Ik opende mijn ogen en keek recht in de groene ogen van Godfried. Hij stond over me heengebogen met een hand op zijn rug.
-Voor jou, zei hij met een kinderlijk enthousiasme en toverde een boeket te voorschijn.
Een combinatie van allerlei kleuren uitgeplozen touw afkomstig van visnetten en schepen, dun wrakhout, veren, verdroogde halmen en alles wat aangespoeld en bruikbaar was kunstig samengebonden. Het was het mooiste boeket dat ik ooit gezien had. Ik liet hem merken dat ik zeer vereerd was met deze subtiliteit. Voor mij was dit ware romantiek.
Het verschil tussen droom en werkelijkheid was helder.
De zee geeft de zee neemt, had de raaf geroepen. De zee neemt de zee geeft, dacht ik.

Schrijver: es, 9 februari 2010


Geplaatst in de categorie: vrijheid

3.2 met 4 stemmen 304



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)