Van de Hoge
Met een zwaar gemoed klim ik het trappetje op naar boven. Ik zwaai naar Maarten die op de kant staat te wachten. Zijn magere gespierde benen steken fier uit zijn blauwe zwembroekje met groene haaien. Om zijn armen de knaloranje zwembandjes. Hij lacht breed. We zijn in het zwembad en ik heb hem beloofd dat mama ook een keer van de hoge duikplank zal springen. Durf jij dat wel mama? Vroeg hij.
‘Nou, zei ik, ik vind het eng maar ik ga het toch doen’.
In de hoop hem te stimuleren ook iets te doen wat eng is maar wat hij toch zal moeten leren. Zoals poepen op de w.c.
Poepen op de w.c. daar maak ik geen indruk mee. Maar net als de stoere jongens van de hoge duikplank springen wel, schat ik in. Ik zie dat hij trots omhoog kijkt naar de badmeester die naast hem is komen staan. Ook dat nog. Voor me in de rij staat een druipend meisje te bibberen. Ze roept haar vriendin die even angstig omkijkt voordat ze aarzelend de plank oploopt, bemoedigend toe: ‘Kom op,je kan het’ schreeuwt ze.
Ik voel mee met het meisje dat op de plank staat. Sodeju, het is toch wel echt hoog, zie ik als ik bijna boven ben. Ik voel een druk op mijn borst en mijn darmen geven een kramp. Ik kijk nog een keer schuin naar Maarten. Nog steeds die grote grijns op zijn gezicht.‘Mama’! galmt het enthousiast door het zwembad. Er is geen weg meer terug.
Nu ben ik aan de beurt. Ineens ben ik zo bang, dat ik niet meer naar hem durf te kijken. ‘Kom op mevrouw, u kunt het hoor, gewoon neus dichtknijpen en gaan’, hoor ik een jongensstem achter me. Het klinkt niet onaardig. Even sterf ik duizend doden en overweeg serieus om terug te gaan. Ik blijf stilstaan. Dan schuifel ik langzaam de plank af. Ik kijk in de peilloze diepte. Hoe deed ik dit vroeger ook alweer? Mijn hart bonkt. Dan neem ik kordaat een grote stap, sluit mijn ogen, knijp mijn neus dicht en laat me vallen.
Ik maak een suizende klap in het water. Terwijl ik me weer afzet van de bodem met mijn voeten, voel ik een enorme opluchting. Hijgend kom ik weer boven en kijk recht in het gezicht van een blije Maarten, die me vanaf de kant toelacht.
’s Avonds vertelt hij tegen zijn vader dat mama van de hoge duikplank heeft gesprongen. Oh ja? zegt T.
Zelf heeft hij me na zeven jaar samenwonen in een bijzin laten weten, dat hij dit nog nooit gedaan heeft. Ook niet toen je twaalf of zestien jaar was? Vroeg ik hem voorzichtig.
’Nee, zei hij, ik zag het nut er niet van in’.
Dit is de man die jarenlang motor heeft gereden in de bergen, heeft gezeild op de woelige zee, onlangs in zijn kano op de Maas voer, toen er een onweersbui met fikse bliksemschichten boven zijn hoofd losbarstte. Het springen van de hoge duikplank kreeg, wat mij betreft, plotseling status.
Ik kijk de twee mannen met gepaste trots aan. ‘Maar ik vond het niet echt stoer, vervolgt Maarten, ’toen je van de lage duikplank sprong, toen rende je, toen was je veel sneller’.
Inzender: Monique Louis, 28 augustus 2013
Geplaatst in de categorie: kinderen