"Soul deep is the love"
De "ontmoetingsruimte" van het Psychiatrisch Ziekenhuis is min of meer opgeknapt. Er staan nieuwe grijze stoelen rond de tafels die zijn bedekt met plastic kleden als in een ouderwetse, gezellige keuken, iets à la Bromsnor en Saartje. Bromsnor, Saartje en Swiebertje zijn hier echter ver te zoeken. Zij vormen personen uit een lang vergeten, verre en vreemde wereld, die geheel in tegenstelling staat tot de wereld van verschrikking en wanhoop die hier aan de orde is. Er staan ook lichtgele, gemakkelijke stoelen in een cirkel rond een tafel voor de gasten van de groepstherapie. Een eenzame plant houdt het leven maar net en vecht nog dapper door om de tafel te kunnen sieren.
Voor degenen bij wie ik op bezoek kom is het leven eigenlijk niet leefbaar meer. Als de armzalige plant op het tafeltje leven zij nog; leven zij nog net, maar hun levenskracht houdt geen stand; zal geen stand houden. Zij klampen zich vast aan de hulpverleners die hen echter niets bieden als aan hun laatste reddingsboei tot hun nek in het water van een woeste oceaan dat hen tot aan de lippen staat. In de geschetste situatie lijkt mij het advies van hulpverleners om "positief te denken" een verlegenheidsoplossing, een zwaktebod.
Mijn ogen vestigen zich op een grote poster aan de muur van een koddige Disney-figuur, een soort vrolijke clownsfiguur. Ik herinner me plotseling hoe ik als kind zulke mannetjes tekende en ik besef hoe ik hou met diepe liefde van dit kind dat ik geweest ben, van dit verwaarloosde, afgeranselde kind dat ergens nog in me leeft. Het is de liefde die mij de kameraadschap van mijzelf bezorgt; de intense liefde die niemand mij bood behalve ikzelf en die niemand mij bieden zal.
En ik wens hen toe; ik wens mijn "onmogelijke" psychiatrische kameraden toe dat ze zulke liefde zelf ook eens zullen ervaren.....
Geplaatst in de categorie: liefde