Inloggen
voeg je hartenkreet toe

Hartenkreten

de toekomst aan het verleden verloren

Hij was me het verhaal wel. Apart. Ik kon hem, in gedachten, nooit los laten, misschien dat ik hem daarom probeer te gaan haten. Afstand bewaren.
Hem niet meer zien.

Tot dan die ene middag, dat hij weer, zeiknat geregend, bij mijn vriendin in de gang staat. Of ie vannacht hier kon slapen? Geschorst van de nachtopvang, en dat is alles wat hij erover kwijt wil. Hij mag binnenkomen. Voor een nacht. Maximaal. En ompraten zou niet helpen. Daar was morgen voor. Morgenochtend....wanneer het moment kwam dat hij de straat weer op zou moeten. Niet vanavond. Vanavond had hij een bed. En met gebogen schouders laat hij zijn jas op de grond glijden.

De nachtopvang van het leger des heils. Ooit waren het twee huizen, wellicht. Deze zijn nu bij elkaar getrokken. Nu zijn het vijf zalen, vier ervan slaapzalen, één vertegenwoordigt een kantine. Daar staat het blauw van de rook. in de hoek hangt een tv aan het plafond. Diegene met de grootste mond heeft de afstandbediening, er staat voetbal op.
Er staan ongeveer 7 tafels, ondergekrast met pen, dikke groeven in het blad, gemaakt door clienten die zich vervelen. Her en der zwartgeblakerd, er staat een asbak op.
De grond is vies, en bij de koffietafel plakt de grond, van de gemorste suiker. De thee in de theekannen is bijna zwart, en koud. de dop is er niet goed opgedraaid. Egoisme.

De sfeer is er altijd gespannen. Om half zeven 's avonds mogen de mensen naar binnen, door een smalle gang, waarvan het licht het niet meer doet, door twee electronische deuren. Dan sta je in de gang, met drie richtingen. Waar je nu staat, bevinden zich ongeveer veertig kluisjes. Ietsje verder de gang over een kleine bergruimte, daar staat een heel grote wasmachine, ernaast een droger. Verderop in de gang de vier deuren, naar een eigen slaapzaal. Een ervan de gebruikersruimte, al is gebruiken binnen verboden. Op de straat namelijk ook. Er is een vooraadkast, een bergruimte, en een smerig toilet voor de mederwerkers, waarvan er dan twee in dienst staan.
's Morgens dien je voor half negen op de straat te staan, een boterham in je hand. 48+ kaas.

Je kunt de hele dag over straat gaan struinen. Bedelen. Drugs scoren. Je kunt ook, zoals hij, op de dagopvang gaan zitten. Die gaat om tien uur open, en is dan de rest van de dag een decor, voor slikkers, alcoholisten, en ook onderwereldfiguren. En daar loopt dan zo'n jonge jongen tussen. In zijn afgeknipte legerbroek, zijn stekeltjes met zijn laatste klodder gel, van eergisteren, nog omhooggehouden. Aan de achterkant statisch, door de wollen deken waaronder hij sliep. Zijn jas onder de propjes snot, de kou liet zijn neus lopen. Handschoenen had hij niet, die waren van de week gestolen, toen ie ze even uittrok om een biertje te openen. Hij wist wel wie ze had, maar tegen hem kon ie niet op. Hij hield zijn mond, trok de mauwen van zijn sweather over zijn handen, en blies erop. Al niet veel warmer.

Wanneer je op de nachtopvang binnenkwam en meteen naar links liep, stond je in het kantoor. Je kunt de medewerker zien zitten, die jou dan door de camera ziet lopen, en met een knop de deur voor je opendoet. Het kantoor is klein, het kan door voor een bezemhok. Het staat er propvol, er kunnen net vier mensen in staan/zitten.
Om zes uur leggen ze tien vuilniszakken klaar, met een papiertje erop vastgeniet. Dit heten waszakken, je kunt een waszak vragen, je naam komt er dan op te staan, en aan het eind van de avond, kun je je was schoon weer ophalen.
Het personeel voert de namen in de computer in, en opent je kluisje. Hier kun je een plastic tas in kwijt, groter is ie niet.

In twee van de slaapzalen zitten hoog bij het plafond ramen. Deze staan op een kleine kier, niet groot genoeg om de weeë lucht van stinkvoeten te camoufleren. Bij de mannen vijf à zes stappelbedden, bij de vrouwen vier. Er is plek voor 43 mannen en 8 vrouwen. In Haarlem zijn niet zoveel dakloze vrouwen, de bedden zijn nooit vol. De mannen voldoen, helaas, aan de vooroordelen. Ze zijn agressief, verslaafd, en zien er vaak onverzorgd uit. Veel van deze mensen hebben niets meer om voor te vechten, hun gezin is uit elkaar gevallen, hun kinderen weten niet dat hun vader, of moeder, dakloos is. Meestal weten ze alleen dat pappa verslaafd is en niet meer bij mamma is.

Maar hij, hij is een ander verhaal. Altijd geweest. Zal hij misschien ook altijd wel blijven. Hij noemt zichzelf hopeloos, en is het daardoor ook geworden. Hopeloos.
Onbeholpen heeft hij zichzelf steeds meer de ellende in geholpen.
Een voorbeeld voor zijn jongere broertje, zo mogelijk nog meer verloren in deze harde maatschappij. Ze laten me niet los. Iedere keer als mijn vriendin me opbelt om te vertellen dat die twee jongens in het portaal stonden, of ze ze binnen moest laten? sloot ik de deur, waar zij hem opendeed.
En als die van haar met een knal dichtsloeg, stond ik te bellen met die en die, die misschien kon helpen. Zodat deze jongens straks nog een toekomst zouden hebben.

Uw overlevingskansen worden met de dag kleiner meneer, er is een groot risico dat u van uw medemens komt te vervreemden, de sociale gedragscodes niet meer kunt lezen, en de wereld niet langer herkent als uw leefomgeving.
Je leefomgeving is nu een straat geworden, dit keer in Haarlem. Maar vorige maand zat je nog in Rotterdam. Of was het nou Amsterdam? Zwerfjongere. Nog wel. Want over niet al te lange tijd, zal de eerste persoon je zwerver noemen.

Gewoon, een gewone zwerver. Een man met een baard, en plastic tassen in zijn knokkige hand. Een shaggie tussen zijn gele vingers geklemd. Wanhoopsbeeld.
Zoals je jezelf noemde, toen je nog een straatjongere was.

Schrijver: stephanie-Joy, 9 januari 2008


Geplaatst in de categorie: maatschappij

4.1 met 9 stemmen 715



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)