Inloggen
voeg je hartenkreet toe

Hartenkreten

Honger

Het gras is hoog.
De kudde gazelles in de verte heb ik niet in beeld.
Dat geeft niet.
Ze zijn er. Ze gaan nergens heen.
Er is teveel goed voedsel en er zijn te weinig roofdieren om elders te moeten gaan grazen.
Ik mag dan erg oud zijn voor een jachtluipaard. Mijn neus is nog prima. Alleen die broodnodige snelheid.
Snelheid zoals ik die vroeger had. Dat heb ik niet meer.
Vroeger had ik altijd prooi. Ik kon zelfs spelen met wegrennende gazellen.
Kansloos waren ze.
Sportief als ik was ging ik toen achter de snelste en de sterkste aan.
Hoewel, sportief? Het is niet goed voor hun nageslacht, dat weet ik.
De sterkste neerslaan. Darwin zou zich in zijn graf omdraaien als hij het wist.
Maar Darwin zei ook dat de sterkere of de snellere overwint. En ik won altijd. Het recht van de sterkste heb ik aan mijn kant.
Jagen was echt een lolletje. Oh, ik at wel netjes mijn prooi op.
Maar de jacht, de ren, de sprint en het gelukzalige gevoel als ik de gazelle in onbalans bracht en haar strot doorbeet. Geweldig.
Moet je me nu zien. Sloom, uitgezakt, net niet kreupel en mijn laatste prooi kreeg ik te pakken omdat ze hoogzwanger was.
Weer een koe die niet meer werpt. Het jong kreeg ik helemaal op voor de eerste aaseters kwamen.
Even later werden de hyena’s verjaagt door de gieren en nadat ik die gieren kon laten schrikken hapte ik ook nog een stuk uit de dij.

Wat een feestmaal. Eergisteren was dat.
Het wordt tijd dat ik een nieuwe prooi uitzoek.

Het gras is hoger.
Ik sluip de kudde bovenwinds naderbij. Ik ruik hun wel. Zij ruiken mij niet. Zorgvuldig dat ik de halmen niet beweeg krijg ik ze in beeld.
Wat staan ze daar lekker nietsvermoedend te grazen.
Ik zie dat er een jong tussen loopt. Net geboren.
De lucht van de moederkoek nog aan zijn lijf. Wel vier bokken in zijn buurt ter bescherming.
Ik bekijk het terrein en bedenk dat als ik naar hun benedenwindse kant sluip ik het pak recht naar de afgrond van het ravijn aan het eind van de vallei kan drijven, tweehonderd meter verderop.
De kudde moet zich daar splitsen en het jong zal ik kunnen verwarren. Het jong zal gaan twijfelen. Met de moeder mee hollen of met de bescherming van de bokken. Ach, wat boeit het. Die jongetjes rennen altijd met hun mama mee.
Zelfgenoegzaam bedenk ik dat dit een eitje gaat worden en sluip reeds om de kudde heen , wetende dat als ik hen niet meer ruik zij mij in de gaten gaan krijgen.
Op dat ene cruciale moment dat ik de laatste restjes reuk binnenkrijg zet ik mijn sprint aan.
Recht op de afgrond gaan ze. Uiteraard zien de voorste gazellen bijtijds de dreiging en de kudde splitst ruim voor de afgrond.

Het gras is te hoog.
De koe rent rechts van de bokken en ik kies die kant door een kromming aan mijn sprint te geven. Mijn weg verkortend naar het punt waar het jong en ik gelijktijdig moeten gaan aankomen. Ik zie dat de koe mijn kant opkomt.
Rechts.
Nogmaals zet ik aan. Ik heb goed gekozen.
Maar waar is het jong? Dat verrekte hoge gras.
Waar is dat jong gebleven? De blinde paniek breekt bij me uit.
Verder ren ik. Nog steeds geen jong te bekennen.
Dan de koe maar als prooi en ik ren door mijn verzuring heen meer in haar richting. Wat? Heeft ze me door? Waarom stopt ze? Waarom keert ze?
Oh, sukkel die ik ben. Ze is haar jong kwijt.
Is dat kleine kreng de andere kant opgegaan?
Ik ga te hard om de bocht naar de moeder te kunnen maken.
Ik ga niet hard genoeg voor een andere prooi.
Ik ga bij lange na niet hard genoeg. De verzuring dringt tot me door en mijn snelheid is direct weg.
Amechtig zak ik in.

Hoe komt dat gras zo hoog? Waar zijn de gazellen? Ik ruik er geen een.
Rusten moet ik. Wat een honger heb ik. Eerst moet ik rusten. Dan eten.
Of eerst rusten en dan nooit meer eten.
Met mijn laatste krachten sleep ik mij naar de afgrond.
Wanneer ik daar aankom zie ik dat er een bok over de rand gegaan is en 10 meter naar beneden zichzelf dermate heeft geblesseerd dat hij niet meer wegkomt.
Lyrisch van geluk spring ik naar beneden en wild van euforie wil ik een grote hap nemen.
Drie hyena’s hebben een sterk andere mening en weerhouden mij van mijn welverdiende prooi.

Wat groeit dat gras toch snel. Ik zie nu helemaal niets meer.
Ik ruik zelfs het gras niet. Is het gras bovenwinds?
Dat kan toch niet.
Ach, wat zou het.
Ik lig hier prima.
Nog nooit lag ik zo lekker in zulk hoog gras.

Schrijver: Girt, 16 januari 2014


Geplaatst in de categorie: dieren

4.0 met 2 stemmen 110



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Monique Methorst
Datum:
17 januari 2014
Email:
moi636yahoo.com
Apart. Maar toch graag gelezen, benieuwd naar een volgende inzending.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)