HET PAARD IN DE MIJN
Sterke edele dieren waren bestemd om heen en weer te draven in de weide. Misschien mochten ze lustig werken in de milde zon of in verkwikkende regen.
Zij werden echter verwezen naar de werkplaats van eeuwige, naargeestige duisternis.
Vele uren moesten die paarden zware wagens voorttrekken door een lange, zwarte gang om daarna op hun schreden terug te keren voor een nieuwe lading steenkolen.
In de ondergrondse slaapstal vonden die afgebeulde, afgematte dieren eindelijk rust. Met pijnlijk gezwollen gewrichten in hun benen aten ze wat hooi en droog voer, dronken een bak water.
Zo ging het dag in dag uit. Het daglicht mochten ze nooit meer zien. Hoeveel jaren hielden ze dit kwijnende bestaan vol?
De dood -ziekte of slager- was een zegenrijke verlichting.
Hoe kunnen we deze dieren gedenken?
Geplaatst in de categorie: werk