De ring
Het toeval wilde die dag dat ik op de zitplaats bij de bushalte, die ik altijd bezette als ik terugkwam van mijn vriend, een ring aantrof. Deze lag daar min of meer onopvallend maar zijn aanwezigheid kon me toch niet ontgaan. Hij bleek bezet te zijn met een guirlande van kleine, schitterende, lichtpaarse steentjes.
Door wie was hij daar neergelegd? Door een andere wanhopige zoals ik die eveneens gegeseld werd door de zweepslag van een onbeantwoorde, onmogelijke en ongelukkige liefde en die tenslotte maar het laatste kennelijke en klaarblijkelijke "bewijsstuk" van de liefdesband - de laatste materiële tekenen van zijn of haar relatie - in wanhoop af had willen leggen? Letterlijk "naast zich neer had willen leggen?"
Volgens de algemene morele en juridische voorschriften dient de "gelukkige vinder" aangifte te doen van zijn of haar vondst bij de Politie, maar ik zou een ander besluit nemen. In de binnenstad van Den Bosch bevindt zich een oud pand waar men graag bereid is de waarde te bepalen van de erfstukken en kostbaarheden en van wat men verder daar aandraagt. Maar bij de lommerd of bij de veiling zou men waarschijnlijk weinig belangstelling hebben voor het kleinood: de wonderlijke ring die mij door het lot geschonken werd. Een armzalig vervangingsmiddel voor de liefde, of voor de vriendschap of de welstand die het leven mij niet bood.
Ik bewaar de ring daarom in een chique doosje op een ondergrond van watten in de lade van een ladekastje, als een herinnering aan de morgen waarop ik deze aantrof toen ik op het bankje bij de bushalte zat, verzonken in liefdesverdriet en in de meest droevige mijmeringen.
25 september 2024
Geplaatst in de categorie: emoties