Bonbons in het Psychiatrisch Ziekenhuis
Aan het eind van de duistere straten lokte een licht; het was de buitenverlichting van de gebouwen die de ongelukkigen herbergen die gegeseld worden door de onmenselijke zweepslag van geestelijk leed. Mijn gestage voetstap had me tot hier gebracht
De kille, kale gangen van het ziekenhuis boden geen bescherming of beschutting. Haar gezicht was verwoest door het vele huilen en door de tranen die omlaag biggelden als riviertjes zonder bedding; de hele dag lang
De dochter was gekomen en de zoon. Moeder en dochter zagen elkaar langdurig in het gezicht met blikken van verstandhouding, met de vertrouwdheid die gegroeid was in de zo lange jaren van geestesziekte van de moeder en de geestesziekte was vertrouwd en op een merkwaardige manier niet meer weg te denken uit hun hoe dan ook verwoeste levens
Ik had bonbons meegebracht. Ferrero Rocher stond er op het plastic, doorschijnende doosje. Door het plastic heen zag je de gouden papiertjes waarmee het snoep omwikkeld was. De chocolade vormde een vreemd, misplaatst souvenir uit een wereld van genot, genoegens en vertier, uit de bewoonde wereld, gerepresenteerd in advertenties met dames in galajurken onder feeerieke Kerstbomen; zo ver, zo ver weg van de stinkende vergaarbak van ellende en leed, die het psychiatrisch ziekenhuis vormt
Het Kerstfeest was op handen en wat een merkwaardig samenspel van schrille wanklanken zou te berde gebracht worden in de onherbergzame kamers waarin de ongelukkigen huisden
Hoe zou het geheel een onvoorstelbare dissonant vormen met de mateloze verhevenheid die evenzeer onderdeel heeft uitgemaakt van de menselijke geschiedenis en die eveneens behoort tot de menselijke mogelijkheden en die daarin haar rechtmatige plaats en aandeel in heeft verworven
Geplaatst in de categorie: ziekte