Inloggen
voeg je hartenkreet toe

Hartenkreten

dichter zuigt maar geeft hij DNA?

Wie kent niet Jan Vennegoor of Hesselink. Zeer bekend nog van bij PSV zonder vaste arbeidsplaats. Je hoorde hem niet klagen, de trotse tukker. Wel zag je altijd smart in zijn ogen. Wat wil je, met ‘of ‘ tussen je twee naamdelen. Bij Celtic is het opgelost – hij telt daar voor twee met zijn ‘towering presence in the penalty box’. Zijn naam schoot mij recentelijk door nood gedwongen te binnen.

Men zal zeggen, Jan aankaarten waarom dan? Tot vorige week vrijdag had ik dat ook gezegd.
Het toeval wilde echter anders. Tenminste om rustig te beginnen: mijn culturele verlangens dreven mij in een zaal van een middeleeuws binnengasthuis. Hoge zoldering, barretje aan de achterkant, een sprekersgestoelte met powerpointprojectie en daarachter merkwaardig genoeg een vaal doek dat de hele wand bedekte. Haalt ooit iemand het er af en komt een muurschildering tevoorschijn, tegen die tijd transportabel naar Japan of de USA, het zal mij niet verbazen.
Er waren belangwekkende sprekers. Zonder meer, een literatuurwetenschapper, een filmrecensent, een filosoof uit België. Een echte dus. En Marianne Kalsbeek die gedichten van Paul Auster voordroeg.

Bij binnenkomst troffen mij zeven lege stoelen op een rij. De voorste rij nog wel met vanaf het raamkozijn uitzicht op een bloeiende tuin. Ik bezette terstond de tweede stoel vanaf het venster zodat ik de boodschappentas naast mij op de tussenstoel en mijn kopje koffie op de vensterbank kon plaatsen. Een ideale plek met de nodige ruimte voor innerlijke verstilling, zicht op de gevulde zaal en niemand voor me met een achterwaartse stalkersinstelling.
Wel klonken kinderstemmen uit de tuin. Soms op deze positie overstemden zij de spreker. Maar met de verduistering buiten temperden deze toch vrolijke geluiden.

Zoals gebruikelijk bij de aanvang van de pauze verhief ik mij van mijn zetel voor een verfrissing. Ook om me met de enige mij bekende te verstaan in de zaal. Dat was Tenny uit de Bloemstraat. Ik vroeg uiteraard of zij al wist dat in 1656 in die straat in één etmaal 27 mensen aan de pest waren overleden.
En dat in 1636, ook een pestjaar, een gier neerstreek op het kruis van de Oude Kerk. Waarvan Ruud Vlek in 2000 gelukkig kon aantonen dat het een aalscholver was. *

Nee dat wist zij dus niet, en monter begaf ik mij terug naar mijn plek. Hoe goed voelt het niet mensen te verkwikken met op hun leefsituatie geënte doelgroepinformaties. Met een groot koel glas, kwart appelsap en drie kwart spa rood. Lekker.
Tot mijn ontsteltenis bleek mijn plek bezet. Eerst deinsde ik terug: iemand die van de zeven stoelen precies die ene in beslag had genomen. Kon niet waar zijn. Was wel waar. Moest een vergissing zijn. Wie gaat er immers naast mijn boodschappentas op de belendende stoel en mijn kopje in de vensterbank zitten? Het bleek echter echt zo te zijn.

Ik dacht help, dit lijkt wel expres.
Moest recht te breien zijn. Non verbaal, subtiel. Ik zette mijn glas naast het kopje liep toen naarstig, onderwijl tersluiks in het voorbijgaan naar de persoon op mijn stoel kijkend, vele malen voorlangs heen en weer. Herhaaldelijk in mijn tasje kijkend. Soms even met mijn hand er zelfs in.
Onderwijl, of ik dat nu wilde of niet, kwam die persoon op mijn stoel nader tot mij. Hij werd me als mens meer gewaar. Wat ik zag was een blonde jongeman van hooguit dertig, zichtbaar ongebonden. Met appelwangen en een kuif. Onverstoorbaar, immer een glimlach op de lippen. Blik onbestemd vast en zeker gericht, in - naar ik mij mogelijk inbeeldde - wat een positief ingestelde concentratiehouding moest voorstellen. Of daar mogelijk iets achter schuil ging? Niet vast te stellen.

Een hooligan? Met oproepbare vrienden buiten als ik hem beleefd zou vragen op te staan opdat het hoogstaande gebeuren kon worden verstoord? Mogelijk, maar als gewetensgevangene zou ik daar geen gelegenheid toe geven besloot ik dapper en verbeten. En ging op de vierde stoel zitten waar bij ook de gedachte op kwam misschien is-ie wel zoals-ie het eerst overkwam. Als die Friese jongen van Carmiggelt vooraan op het Hoppeterras die voor alle Amerikaanse toeristen met vragen opstond en dan steevast breed en dom lachend ‘inderdation’ antwoordde.
Stoer stond ik nog een keer op en pakte mijn glas. En deed alsof ik bij wijze van spreken het sujet vergeten had. Ik zag hem niet meer zitten, als het ware.

Na afloop was ik overvol van de sprekende filosoof. Zoals die man echt van alles overhoop kon halen, fabuleus.
Op naar de bar en bij ommedraai na mijn bestelling om stond daar de knaap met een nu nog bredere stijve grimas op het gezicht die een lach moest voorstellen.
‘Hallo’ zei de slampamper ‘ik voelde me daar toch onveilig man. Weet jij of op die stoel misschien iemand gezeten had? Ik bedoel ik ging zo maar zitten. Ja en dan is het afwachten. Voor hetzelfde geld was die plek bezet en dan was ik er misschien wel hardhandig afgeknikkerd. Ik was echt bang weet je.’
Tot tranens toe verbijsterd stond ik daar. Sprakeloos tot mij te binnen schoot wat Tenny mij in de pauze had gezegd: ‘Geen gewoon mens in de zaal, allemaal dichters. Goed dat jij er nog bent.’

‘Aha’ sprak ik plots opgelucht ‘oh u bent dichter. Wat is uw schuilnaam, misschien ken ik u?’
Raak. De grimas vloog er af, hij ging ineens heel leep kijken. Alsof-ie in werkelijkheid heel slim was. Een flauwe glimlach op dunne lippen tekende zich af en hij sprak.
‘Aangenaam ja. Maar nee ik ben en ken geen pseudo. Mijn naam is Krijn Peter Hesselink. Ik doe het uh…ja in wedstrijdverband…. Ben jij ook tegen slammen?’
Jasses een patstelling. Meteen getutoyeerd de gladderik. Voor of tegen?

Het risico van hooliganism zwaar meewegend antwoordde ik: ‘Ja breek me de bek niet open. Neem de superslammer Pom Wolff. Meer een straatverkoper, leest luidruchtig van kattebelletjes in hoge nood met gestolen damesondergoed in te grote maten met hier en daar wat gaten ook nog tuk op relletjes. Reist stad en land af met een bundeltje en zegt overal een versje op over scheermesjes in de hemaworst. Of iets anders vleselijks van de febo.’ **
Bij de hemaworst kreeg zijn gezicht iets roofdierachtigs. Bloedlink. De kwelgeest sprak dreigend:
‘Dan moet je zorgen dat je er bij bent vrijdag de achtste juni. Dan treed ik met die Wolff in het perk. Over de voordrachtskunst. In theater Perdu in Amsterdam. Op Walletjes.’
Na de laatste woorden was de lummel grijnzend vertrokken.

Daar stond ik dan. Gelukkig het zuigponem afgeschud. En daar was Tenny al. Volgens haar klopte het. Dat van die avond in Perdu. Gaston Franssen, Krijn Peter Hesselink, Pom Wolff en Ben Zwaal allemaal over ‘Het gesproken woord in de poëzie - van spreker tot luisteraar en terug’. ***
Ik uiteraard meteen hoe weet jij dat zo precies? Bleek ze zelf van die dichtersclub te zijn. Maar die Hesselink ook maar enigszins kennen, nee deed ze niet. ‘En niemand kent hem echt’ zei ze om mij in te nemen haar stem verheffend.

Misschien bestond hij dus wel niet. Dat werd zoeken thuis.
En ja ene Krijn Peter Hesselink kwam tevoorschijn als deelnemer aan slams zoals bij Festina Lente. Saskia uit Voorst belde - tussen de kunstkoeien naar ze zei - zelfs door dat hij ooit Nederlands kampioen bij de NK Slam was. Dat zoiets ook bestaat. Vreemde tijden.
Maar om nou te zeggen dat hij als figuur ging leven uit de berichten? Nee, zeg maar gerust nee. Het bleef iets zweverigs houden, nergens iets persoonlijks, iets gewoon menselijks zal ik maar zeggen.

Zo kwam ik via de zoekmachine op hun eigen stamboomsite****http://www.geneaal.nl/page21.html. En ja hoor alsof ik het voorvoeld had: stamvader Gijsbert Hesselink (Ome Gijs?) roept op de eigen familiesite alle Hesselinks op voor de DNA-test. Om de echte er tussen uit te kunnen halen.
Zoiets doet je boombeheerder niet zonder grond Rein Peter. Laten we eerlijk tot elkander zijn. Ook al ben ik boos, ik onderscheid jou als mens van de DNA-kwestie!

Rest mij te melden dat ik de nacht na de ontdekking van Ome Gijs, want zo heet hij hier nu al lang en breed, droomde dat ik stil stond voor die stoel. En zomaar zong
‘zeg Krijn Peter zeg eens na
om te weten hoe of ik besta
wil ik door de test op DNA’
Waarna ik lang sliep en toch ook nog onrustig.


* blz. 52/53 Stadse Beesten, Remco Daalder 2005, uitg. Bas Lubberhuizen.
** Hemagedicht hier gemaltraiteerd om u nu haarscherpe redenen, zie www.pomgedichten.nl
*** www.perdu.nl/agenda.cfm
**** http://www.geneaal.nl/page21.html

Schrijver: jos zuijderwijk, 7 juni 2007


Geplaatst in de categorie: lichaam

3.3 met 16 stemmen 1.136



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Ome Gijs
Datum:
8 februari 2008
Grappig stukje!
De boombeheerder.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)