Inloggen
voeg je hartenkreet toe

Hartenkreten

Vrijgevochten vrouw

(voor Judith Leyster Jans (1609 - 1660))

Je bent geboren in de Franckenstraat te Haarlem, waar je vader Jan Willemsz wever en bierbrouwer was en waar je moeder Trein Jaspersdochter de handen vol had aan de verzorging van jou en zeven andere kinderen. Omdat je ouders protestants waren, werd je in de Grote Kerk gedoopt, maar de Antwerpse achtergrond van je vader en zijn voorliefde voor bier maakte dat het thuis een losse boel kon zijn en je vaders interesse ging verder dan het Woord van God, vooral kunstboeken, in jouw tijd nogal schaars, boeiden hem uitermate. Pal achter jouw woonhuis woonde je jeugdvriend Jan, een kleermakerszoon, die net als jij dol op tekenen was, meestal tekenden jullie samen, terwijl andere kinderen door de straten joelden. Je vader gaf je een oude schildersezel cadeau, penselen en verf, waardoor je kon schilderen wat je wilde, maar hij zag ook wel dat je eerst bij iemand in de leer moest om de basistechnieken te leren, dus mocht je van hem naar de veel oudere Frans Pietersz de Grebber, die bekend stond om zijn gedegen en vakkundige aanpak. Vaak stond je samen te werken met zijn zeven jaar oudere dochter Maria, die ook les van hem kreeg en er ontstond een gezonde concurrentiestrijd tussen jullie, waardoor jullie allebeide het beste uit jullie zelf haalden en de hoogst verbaasde Frans versteld deden staan. Omdat je al een heuse jongedame was met een uitzonderlijk uitgebouwde voorgevel, trakteerde hij jou op een flinke kan bier, gecharmeerd door je talentvolle, verwachtingsvolle uitstraling. Je flirtte wat met zijn onnozele ouderdomsverschijnselen, je zag hem wel loeren, maar je liet je niet zomaar door de eerste de beste beetpakken. Op je twintigste voltooide je je eerste schilderij en Frans, die steeds opdringeriger werd, ruilde je in voor een andere Frans, die ook niet vies van aantrekkelijke vrouwen was, maar dat nauwelijks liet blijken. Onderwerpen voor je schilderijen vond je te kust en te keur in je vaders brouwerij 'De Leyster', waar muzikanten het drinkvertier verhoogden en waar volop geflirt werd. Nadat de brouwerij van je vader op de schop ging, verhuisde je naar het vredige Vreeland, een voorbeeldig dorpje aan de Vecht, van waaruit je contacten legde met de Caravaggisten Terbrugghen en Van Honthorst, die je graag hun schilderwerken toonden, waarbij ze alles uit de kast haalden om je te versieren, maar je moest de dolle honden afblaffen, want dat was niet de reden van je interesse. Wat denken die kerels toch altijd maar, alsof alles om de seks draait, verschrikkelijk, wat een ongehoorde bestialiteit! Je ouders verhuisden al snel naar Zaandam, maar jij verbleef nog wat bij je Utrechtse collega's, ook al was dat wandelen op eieren en konden sommige echtgenotes je nabijheid maar net verdragen. Je schilderde 'Het vrolijke paar', waarop een man op zijn viool speelt en een vrouw het glas bijschenkt, beiden met rode wangen en duidelijk een prettig voorspel op een wilde nacht. Op je tweeëntwintigste was je aanwezig bij de doop van een kind van Frans Hals en je werd lid van het Haarlemse Gilde van Sint-Lucas, waarbij Sara van Baalhoven je was voorgegaan. Je schilderde een man, die een vrouw geld aanbiedt, zij werkt ingetogen door, terwijl hij al denkt aan de vunzige plannen, die hij spoedig kan uitvoeren. Je schilderde mensen die tric-trac spelen bij een olielamp en jezelf met een luit, de mooie borsten bijna overboord, flirtend met een listige, wellustige man. Inmiddels heb je je eigen atelier in de Korte Barteljorisstraat, met leerlingen en een assistent. Je ex-leraar Frans beticht je van plagiaat, omdat je werk sterke gelijkenissen met het zijne vertoont, maar dat is geen misdaad, eerder een weldaad, terwijl jij originele taferelen biedt. Frans steelt enkele leerlingen van jou, wat je hoog laat opspelen, maar in die mannenwereld verdwijnt het in de doofpot. Op een zelfportret sta je vrolijk lachend met een rare megataartonderzetter rond je nek, bezig een uitgelaten violist te schilderen en het zwarte haar strak naar achteren gekamd. Op je zevenentwintigste trouwde je met je jeugdvriend Jan Miense Molenaar, die ook kunstschilder was geworden en samen met hem deelde je een atelier. Hij schilderde portretten en stillevens en jij muzikanten en kroegtaferelen. Jullie verhuisden naar Amsterdam, hopend op meer klandizie en inkomen. Daar kregen jullie samen vijf kinderen; Johannes, Jacobus, Helena, Eva en Constantijn, waarvan maar twee volwassen werden. Je schilderde een jongen en een meisje met een kat en een paling, ze lachen zo heerlijk in hun element, terwijl je ze later met alleen een kat afbeeldde, de paling waarschijnlijk verorberd, weer uitermate dollend en opmerkelijk, met een impressionistische slag geschilderd. Die straalbezopen vrolijkheid zien we weer bij een oudere man, die pekelharing bij zijn bierpul neemt. Je ondertekende met Judita Leystar, verwijzend naar de leidende noorderster voor schepelingen. Na elf jaar Amsterdam keerde je weer terug naar Haarlem, in de Kleine Houtstraat, waar je je man ondersteunde in zijn kunsthandel, terwijl je zonder dwang je schilderlust voortzette. Man Jan was ook makelaar en het lukte hem om een welgelegen hofstede in Heemstede te bemachtigen, wat jullie laatste woonadres werd en waar je naar hartenlust je laatste schilderijen hebt gemaakt, vaak onduidelijk gesigneerd. Je werd buitensporig ziek en op je vijftigste werd je levenskaars uitgeblazen en acht jaar later die van je manlief. Officieel zijn er achtenveertig schilderijen van jou bekend, waarvan ook nog eens twaalf tot nu toe onvindbaar zijn, maar het mag duidelijk zijn dat je veel meer nagelaten hebt, maar veel is door onkunde en botheid verloren gegaan, al kan er iedere dag zomaar een echte Leyster opdoemen, wat niet te onderschatten valt. Het is een publiek geheim, maar de jaloerse Frans Hals heeft veel van je werken via via opgekocht en met satanisch genoegen achterin zijn tuin verbrand. Toen eeuwen later een vermeende Hals een echte Leyster bleek te zijn, is er eindelijk een begin gekomen aan de kunstmisdaden van superego Hals, waarvan jij de zwaarste gedupeerde bent.

Schrijver: Joanan Rutgers, 7 januari 2012


Geplaatst in de categorie: literatuur

3.0 met 3 stemmen 119



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)