Inloggen
voeg je column toe

Columns over verdriet

Boetebol.

Hij ligt niet meer voor mijn voeten op de trap en de deuren van de slaapkamers hoeven niet dicht. Geen bestek afwassen na kaasgebruik en in de zomer kunnen alle ramen wijd open, zonder ijzingwekkende circustoeren op de vensterbank aan de buitenkant. Ook de achterdeur kan open, zonder angst voor een bloederige muis of vogel. Geen bezorgdheid meer als hij te lang wegblijft. En een kostenpost minder. Geen kots opruimen. Geen zwarte haren overal door het huis. Geen kat die op mijn plek gaat liggen als ik éven weg ben of zo lekker ligt dat ik met moeite opsta. 'Ach, Boezie dán'. De nadelen wegen niet op tegen het plezier dat hij ons heeft gegeven.

Geen groet meer bij thuiskomst, geen gestoei in de gekke vijf minuten en al die verschillende soorten lieve bolle kopjes. Sprekende ogen, spiegels van de ziel, mens en dier op dezelfde dag geschapen, bijna dezelfde emoties. Geen gezellige stilte bij het tikken van de laptop, op mijn schoot geen kater die zich daar heeft uitgestrekt en zich geliefd weet. Een sociale kater, altijd vriendelijk. Ook voor de buren, beleefd en op gepaste afstand. In de zomerwind mediterend op het dak of met 100 km. per uur in de top van de hoogste boom. Altijd voorzichtig. Al die zeven, acht jaren lang.

We hebben gedacht: hij komt wel weer terug. Geen zorgen gemaakt, of misschien een beetje. Hij kwam immers altijd terug. Ik had zelfs zekerheid in mijn hart en rust na mijn gebeden: helemaal dood óf springlevend. Het laatste uiteraard.

Maar in de middag bij thuiskomst geen blijde Boez bij de deur. Ik roep in de leegte. Een kwartier later belt de dierenambulans. Ze willen geld voor het kijken, ze willen nog meer geld voor het meenemen. Voor de ambulans. We mogen er tot morgen over denken. Zijn dit dierenliefhebbers of mensenhaters? Onze Boez was 200 meter verderop de dood tegengekomen in een auto, ‘s ochtends tussen zes en zeven. Zónder de door hen opgedrongen chip en mét naamkaartje was hij sneller terug geweest bij ons en hadden we hem zelf kunnen begraven.

Het eerste wat ik doe is nuchter vaststellen wat er nog is aan voer en spullen en bepalen aan wie ik dat geven zal. Zijn laatste hap staat in de koelkast, zijn brokjesbak is nog halfvol, zijn keutels liggen in de kattenbak. Nog twee blikken kattenvis, nog een hele zak brokken en een halve met korrels. Zijn zwarte haren zijn overal, hij is overal. Ik loop jankend door het huis.

Ik zeg de glazenwasser af. Sorry, de laatste keer, jullie worden me te duur. En excuses voor mijn tranen. Sterkte met de kat. Ik was de ramen aan de binnenkant. Een moment wil ik zijn lieve vieze snuffels overslaan. Dan hoor ik de achterdeur. Zoon komt thuis. Zijn vrolijke rode vest plakt tegen de schone ruit van de achterdeur.

Twee uur na het onheil was hij langs die plek gelopen. Lag hij daar toen nog of niet? Waarom heb ik niets gevoeld, klagen we allebei. Het is donderdag, we eten vis, we moeten alles zelf opeten.

Vierentwintig uur later, 18 februari, tussen zes en zeven ’s ochtends, staat er niets anders in mijn dagboek dat dit. Onze Boez is dood. Ik kom hem overal tegen. Ik hoor zijn korte mauw. Hier ben ik! Boetebol! Ik zie hem in de zwarte rugzak van mijn zoon. Stel dat er een fout zat in die chip? Stel. Straks staat hij weer voor de deur, gewoon om zeven uur, het was slechts een boze droom. Ik wacht. Ik kijk. Een pijnlijke steek in mijn ogen. Ik luister.
Het is doodstil.

Schrijver: Qieneke Elzenhout, 19 februari 2011


Geplaatst in de categorie: verdriet

3.1 met 13 stemmen 2.372



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Qieneke Elzenhout
Datum:
20 februari 2011
Ik wil de redactie hartelijk bedanken voor het mooie plaatje bij deze column.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)