CELLOFAAN
In de lunchroom aan het tafeltje naast me, zit een man alleen. Hij roert bedachtzaam in zijn cappuccino. Naast het kopje ligt een cellofaan zakje met een luxe kaart met enveloppe. Hij pakt voorzichtig het zakje en kijkt lang naar de voorstelling op de kaart. Zijn ogen glanzen; de kaart is vast bestemd voor een prachtige geliefde.
Dan probeert hij het zakje, dat hij behandelt alsof er iets breekbaars in zit, open te maken. Hij pakt het cellofaan bij de hoeken tussen zijn duimen en wijsvingers en trekt er zacht aan. Als er niets gebeurt, probeert hij de andere hoeken. Ook hier blijkt het cellofaan te weerbarstig voor zijn vingers. Geduldig probeert hij nu in het midden een gat in het materiaal te trekken. Maar hij doet dat zo voorzichtig, kennelijk uit angst de kaart die erin zit te kreuken, dat hij geen enkel succes heeft.
Zijn blik blijft vriendelijk en hij legt de kaart op het tafeltje. Terwijl hij zijn cappuccino drinkt, blijft hij er geboeid naar kijken.
Ik bewonder zijn geduld in deze zaak. Dat heb ik al lang geleden verloren toen ik me er maar bij neerlegde dat het mij toch nooit zou lukken de plastic verpakkingen om allerlei artikelen op adequate wijze te verwijderen.
Dat ik daarin niet de enige ben, hoor ik aan het gesprek op gedempte toon tussen twee vrouwen aan een tafeltje verderop, die ook het gevecht met het cellofaan hadden gezien.
‘Vreselijk toch, die troep erom heen. Waarom moet er om zo’n kaart nou zo’n plastic geval?’
‘Ik heb er ook altijd moeite mee. Aan een rol beschuit zit zo’n rood lipje waarbij staat: hier openen. Lukt me nooit! Ik moet er altijd de schaar bij pakken.’
‘Gevulde koeken die verpakt zijn… ook zoiets. Wie weet hoe je zo’n koek er normaal uitkrijgt, mag het zeggen.’
De man heeft een nieuwe consumptie besteld en legt zijn pen op tafel. Kennelijk heeft hij er voldoende vertrouwen in dat hij de kaart zo meteen kan gaan beschrijven. Weer draait hij het zakje om en om, trekt eens hier, dan eens daar en doet dat steeds met dezelfde, haast tedere gebaren die niets uithalen tegen het onverbiddelijke cellofaan.
‘Die netjes om mandarijnen zijn ook zo’n ramp,’ zegt een van de buurdames. ‘Dat heeft me verschillende keren een nagel gekost.’
En dan voltrekt zich het wonder: de man heeft een klein gaatje in een der hoekjes weten te maken. Heel langzaam duwt hij zijn pen erin om het gat groter te maken. Als het groot genoeg is, kan zijn vinger erin en nu geeft het cellofaan zich dan eindelijk met kleine krukjes gewonnen. Stralend haalt hij de kaart eruit, bekijkt de voorzijde alsof hij die voor het eerst ziet en vouwt hem open. Hij gaat schrijven met bedachtzame bewegingen.
De deur zwiept open en een moeder en twee luidruchtige kinderen komen binnen. De vrouw blijft staan en kijkt om zich heen om een tafeltje te zoeken. Maar het oudste jongetje heeft al wat gezien. Hij rent tussen de tafeltjes door terwijl hij zijn jas uittrekt. Hij stoot tegen het tafeltje van de schrijvende man, een gulp cappuccino gaat over de rand van het kopje en een deel ervan spat via het schoteltje op de kaart. Het kind rent door, ploft op een stoel en roept:
‘Mam, ik wil fristi!’
De man plant zijn elleboog naast de kaart en leunt zwaar met zijn hoofd op zijn hand. Zijn grote ogen staren intens bedroefd naar de besmeurde kaart.
Ik wil niet afwachten of er ook tranen komen en reken af.
Geplaatst in de categorie: overig
soms je ogen sluiten is kostbaar...al was het maar voor je eigen gemoedsrust.