Inloggen
voeg je column toe

Columns

BIJ NACHT IN HET VELD

‘Nou ja, ik weet het niet met haar hoor. Volgens mij is ze ons vergeten. Hoe lang wachten we nu al niet? Ik ben haast bevroren.’
Ze was een verstrooide professor af en toe. Dat wisten wij twee al zo lang we haar kenden. We begonnen een beetje te rillen. Het was bijna december, donker en het miezerde behoorlijk en daar werd je behoorlijk nat van op een gegeven moment.
‘Het is en blijft een wonder dat ze nog steeds niet in drie sloten tegelijk is gelopen, maar haar hond probeert dat dan ook uit alle macht te voorkomen en tot nu toe lukte hem dat aardig.’
Ze kon ook zo piekeren vonden wij tweetjes. Nu voelde ze zich weer eens schuldig, omdat ze wel Sinterklaascadeaus kocht voor haar kleinkinderen, maar niet meedeed aan de inzamelactie voor de Filipijnen die door een tyfoon waren geteisterd. Ze had wel in het oor van de hemel gefluisterd dat ze het goed zou maken, zodra de financiën dat toelieten, want beter laat dan nooit.
Ze had ook vreselijk te doen met ezels wisten we, Greenpeace, alle verwaarloosde dieren en alle slachtoffers van zinloos geweld, maar haar bescheiden inkomen liet niet veel steun in euro’s toe, zeker niet nu ze zelf elk dubbeltje moest omdraaien om het hoofd boven water te houden. Zelfs haar abonnement op en steun aan het Zuid-Hollandse Landschap had ze stop moeten zetten, evenals haar bijdrage aan aids- en kankerpatiënten. Hopelijk kwamen er ooit weer betere tijden. Aan nieuwe winterlaarzen en een nieuwe winterjas kwam ze dit jaar wederom niet toe moesten we concluderen. Maar ze wist dat ze niet mocht mopperen vergeleken bij anderen. Het kon altijd erger en slechter.
‘Weet je wat ze ook zo erg vindt’, zei de ene helft van het half bevroren duo, ‘dat de katholieke kerk het de Herdertjes lagen bij nachte uit het officiële repertoire hebben geschrapt. Het mag nog wel worden gezongen, maar is uit de tijd vindt de nieuwe paus! Uit de tijd…Waar zijn ze in Godsnaam mee bezig?’
Hoe ging het ook alweer? Oh ja: ‘De herdertjes lagen bij nahahachte, ze lagen bij nacht in het veld. Ze hielden vol trouwe de wahahachte, ze hadden de schaapjes geteld. Daar hoorden ze engelen zingen, hun liederen vloeiend en klaar. De herders naar Bethlehem gihingen, ’t liep tegen het nieuwe jaar.’
‘Ach ja, en dan die vrouw die tien jaar dood in haar huis lag en die door niemand werd gemist. Als je niet uitkeek, zou ze aan dergelijke berichten ten onder gaan.’ De linkerhelft beaamde dat en zei:‘Ja, maar ze kan zich wel druk maken om alles op die manier.’
‘Grappig dat juist wij van die schapen afstammen.’ De rechterhelft grinnikte even.
‘Toch zou ik bij haar willen blijven, waar blijft ze toch?’
’Ik ben bang dat ze ons achterliet toen ze netjes de uitwerpselen van de hond in een zakje deed.’
Wat een ‘pleaser’ is ze toch eigenlijk. Het was de hoogste tijd dat ze zich eens om zichzelf begon te bekommeren in plaats van altijd en eeuwig maar om De Ander. Dat altijd maar een klein kaarsje willen zijn, brandend en dan ook nog eens in de nacht en ook nog eens vanuit een klein hoekje… ‘Gij in uw klein hoekje en ik in ’t mijn’ was een vers uit haar jeugd dat als een brandmerk in haar ziel stond.
Want een zin eruit luidde: ‘En Hij wenst dat ieder tot Zijn Ere schijn, gij in uw klein hoekje en ik in ’t mijn. Maar goed, van die liedjes, zag zij nu, als vrouw op leeftijd, wel degelijk nog het diep ontroerende en symbolische in.
Ze was bijna thuis toen ze zich realiseerde dat ze ons had achtergelaten. Ze sloeg haar hand voor haar mond, zette vlug de hond binnen en spoedde zich terug naar de plek waar ze zouden moeten zijn. Tenminste, als iemand anders ze al niet mee had genomen!
‘Kijk, daar komt ze.’ Vrijwel tegelijkertijd schreeuwden we het uit. ‘Een ziel twee gedachten.’
We keken elkaar lachend aan.
Ze was zichtbaar blij dat ze ons terugzag. Ze bukte, raapte ons op en propte ons in haar jaszak. We kwamen bovenop de tennisbal van de hond terecht, die ook vochtig was. Eenmaal thuis legde ze ons liefdevol op de verwarming. Binnen de kortste keren waren we allebei droog. We waren bepaald geen geglansd lederen glacés, maar eenvoudige wollen vingerwanten uit de één Euroshop en daar hadden we net zoveel vrede mee als zijzelf en we wisten daarbij ook nog wel degelijk van wanten. Dat wil zeggen dat we goed met zeilen om konden gaan, omdat haar verre voorouders op de VOC schepen voeren. Al moesten we alle zeilen bijzetten, het ging ons en de hond, vond ze zelf, nog altijd voor de wind. Nee, we waren nog lang niet naar de vaantjes. Soms moest je gewoon de handschoen opnemen. Of dat voor iemand doen op zijn minst.

Schrijver: Anneke Haasnoot, 2 december 2013


Geplaatst in de categorie: actualiteit

2.5 met 2 stemmen 86



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)