Grunberg, Van der Heijden en Büch
Als literatuurminnende freak probeer ik zoveel mogelijk up-to-date te blijven, maar ik kan je verzekeren, dat zoiets niet meevalt en op zijn zachtst gezegd een tantaluskwelling is. Alleen al de gerenommeerde schrijvers zijn nauwelijks bij te houden in hun schrijf- en publicatiedrift, laat staan de honderden/duizenden daar omheen. Je kunt natuurlijk besluiten om het nieuws via tv, radio en kranten te boycotten, maar dat is voor weinigen weggelegd. Niet iedereen is opgewassen tegen een kluizenaarsleven.
In de Trouw (11 november j.l.) werd het nieuwste boekwerk van Arnon Grunberg besproken, getiteld 'Aan nederlagen geen gebrek' en verschenen in de legendarische uitgaven van Privé-Domein, een bijzondere editie van uitgeverij De Arbeiderspers, ooit met name door de ex-uitgever Martin Ros gelanceerd. De meeste uitgaven van deze uitzonderlijke reeks heb ik geïnhaleerd en dat met een zalige zweem van diepst genot, alsof je continu aan de hasj en opium bent. In het genoemde boek van Arnon staan brieven en documenten van voor zijn als een meteoor inslaande debuutroman 'Blauwe maandagen', wat ik gelezen heb en wat ik niet meer vind dan een veredeld pornoboekje, dat door de literatuurpausen van destijds ten onrechte de hemel in is geprezen. Het was immers niet veel meer dan het overdreven spinnenweb van een seksueel-gefrustreerd testosteronbommetje, die als acteur gefaald had. Arnon is in feite net als iedere jongeling en niet zo bijzonder als hij ons doet voorspiegelen. Velen schrijven lange brieven aan vrienden of vriendinnen in hun pubertijd/adolescentie, dus dat Arnon doet alsof hij daarmee uniek is, is een grote overdrijving van zijn uniek-zijn. Maar aan de andere kant is hij weer wel uniek, want hij heeft toch maar vele romans geschreven, die schijnbaar van waarde zijn, al kan ik me er persoonlijk niets van herinneren. Ik bedoel, er heeft zich niets echt in mij beklijft en dat is volgens mij literair gezien een teken aan de wand. De foto van Arnon toont hem ook al niets ouder dan hij voor 'Blauwe maandagen' was, dus weet ik wel zeker dat hij een eeuwig broekie zonder werkelijk literaire betekenis blijft, waar de Open Domein reeks geen millimeter aan kan veranderen.
Dan Adrie van der Heijden met zijn nieuwste dikke pil 'Kwaadschiks', een vervolg in zijn cyclus 'De tandeloze tijd'. Hij verdrinkt zelf al in het uitsmeren van talloze anekdoten en wetenswaardigheden, zodat wij als lezers welzeker wegzinken in het moeraslandschap, wat hij ons voorspiegelt. Wederom vermengt hij feitelijke tragedies met zijn immense fantasiewereld en breidt hij zin op zin alsof het niets is. Dat hij de zwaargewicht-bokskampioen op literair gebied is, mag duidelijk zijn. Met monnikengeduld creëert hij de meest dikke pillen. Zijn zitvlees is gestaald door dikke eeltlagen. Adrie bedekt zijn eigen alcoholisme niet met de romanfiguur Ernst Quispel en dat pleit voor hem. Vroeger was hij een verdomd mooie jongeman, maar de drank heeft een opgeblazen sloddervos van hem gemaakt, inclusief de traditionele bierbuik. Hij maalt er niet meer om, want voor hem geldt enkel nog de vurige impact van zijn literaire nalatenschap. Hij is de illusies en de aardse ijdelheden allang voorbij. Bovendien heeft hij een schat van een vrouw, die hem zeker om zijn innerlijkste innerlijk waardeert en bemint en daar doet hij het voor. Al dat eenzame woordgeploeter voor een simpele aai over zijn bol. Al die volgeschreven lappen papier voor ooit een stil moment van intieme liefdesbeleving. Al die hooggespannen veelschrijverij voor ooit een 100% omarming van zijn losgeslagen, verdoolde, diep vereenzaamde ziel. Woorden verbleken uiteindelijk. Woorden lossen op in het zoutzuur van de eeuwigheid. Wakker worden, Adrie!...
En dan die gladde aal Boudewijn Büch, weer op de kaart gezet door zijn integere biografe Eva Rovers in haar boekwerk 'Boud'. Ooit e-mailde ik wat met Eva en vertelde ik over mijn teleurstellende ontmoeting met Boudewijn, die mijn hommage voor hem botweg afwees. Inmiddels is mij duidelijk dat Boudewijn vele mensen afwees, omdat ze dichtbij kwamen en dat betekende gevaar voor hem, want een kans op ontmaskering en ontrafeling. Volgens Eva verzon Boudewijn alles aan elkaar en wrong hij zich in de meest ellendige bochten om overeind te blijven staan. De kleine Boudewijn had ooit met veel moeite een radio bijeen verzameld en zijn wrede, boze, sadistische vader haatte de popmuziek, die daar uit kwam, waardoor hij de radio kapot trapte. Je kunt je daarbij het diep gekwetste hart van Boudewijn heel goed voorstellen. Hij vond troost in zijn fantasieën en die fantasieën gingen alsmaar verder en groeiden her en der boven zijn hoofd en kunnen. Echt menselijk contact verdroeg hij niet en weerde hij af. Zijn pathologische leugens achtervolgden hem en verstikten hem, ondanks dat hij een persoonlijk boekenparadijs had gesticht. Eva weet ons te vertellen dat Boudewijn officieel failliet was verklaard en dat tergde hem dieper dan diep. Hij at beroerd, hij sliep amper en hij ging gebukt onder diepe massa's aan stress. Daarbij was hij een notoire hypochonder. Volgens Eva heeft hij geen zelfdoding gepleegd, maar daar denk ik anders over, het is maar hoe je de term 'zelfdoding' definieert en interpreteert. In volstrekte eenzaamheid ten onder gaan is tragisch genoeg wel een vorm van zelfdoding.
Geplaatst in de categorie: literatuur