Op de Paul Krugerschool in Coevorden
In de vijfde klas had ik een bebaarde meester, die sprekend op Calvijn leek en minstens zo streng was. Terwijl wij naar de gymzaal wandelden trapte hij mij op straat keihard tegen mijn achterwerk, omdat ik volgens hem niet snel genoeg liep. 'Wacht maar tot ik groot ben!', dacht ik vernederd en boos.
Terwijl ik de stempel van Sint-Willibrord te hard drukte, ging die stuk. Met angst stak ik mijn vinger omhoog en meldde ik het. Hij kwam als een bezetene op mij af en hij foeterde mij met volle kracht uit. Ik heb Sint-Willibrord nog lange tijd vervloekt.
Zijn vrouw runde een kledingzaak en ik moest bij haar een pakje sigaretten gaan halen, Gladstone of zoiets, terwijl ik me af vroeg hoe hij zo'n mooie en lieve vrouw kon hebben. Terwijl ik met hem op de grijze trap naar beneden liep, vertelde ik hem dat ik naar het ziekenhuis moest, omdat mijn ene bal niet was ingedaald. Hij verstomde. Ik had hem eindelijk een beetje tuk.
Ik weet nog hoe blij ik was om naar de zesde klas te gaan. Als een hazewindhond verhuisde ik mijn leerspullen naar de klas van de hoofdmeester, meester Blom, die alweer jaren geleden is overleden. Na de ijstijd van de vijfde klas belandde ik in een warm bad met echte belangstelling van de meester. Hij was destijds al een oude man, maar hij gaf zeer gedreven les, vooral in de vaderlandse geschiedenis, want ik was dol op spannende verhalen bij die welbekende, oude schoolplaten. Ik zat achter twee knappe schoolmeisjes, wat ik ook een aangenaam voorrecht vond. Op de zwartharige Ellis was ik een beetje verliefd.
Bij een damtoernooi eindigde ik hoog in de ranglijst, waar ik apetrots op was en wat een foto in de krant opleverde.
De tekenles kregen we van juffrouw Ribben, een heel dikke vrouw met enorme borsten, die ze, als ik wat wilde weten, volop in mijn nek legde, waardoor ik begon te zweten en te blozen. Het was bijna seksuele intimidatie. Ik tekende een karikatuur van haar op het schoolbord en ik ben een keer heel kwaad op haar geworden, waarna ik de klas uit liep en naar huis ging. Met hangende pootjes moest ik terug gaan en kwam de hoofdmeester mij een ernstige reprimande geven, waarbij hij mij venijnig in mijn wang kneep en het wangvlees pijnlijk omdraaide. Fysieke mishandeling kon in die tijd nog blijkbaar door de beugel, maar fraai was het niet.
Omdat ik een weekend naar Friesland ging, maakte de hoofdmeester een speciale verlofpas voor mij, met een pasfoto van mij als marinier, wat geen foto was, maar een kleurentekeningetje uit een pakje kauwgum, waar hij de schoolstempel op had gedrukt. Ik droomde er toen al van om later marinier te worden. Wist ik veel.
Op het schoolplein deden we aan bokje springen, een vorm van ver springen op de ruggen van medescholieren, waarbij de bok steeds langer werd. Er werd natuurlijk ook geknikkerd.
Op datzelfde schoolplein heb ik me gedwee de benen blauw laten schoppen door een mollige 'vriendin', met wie ik voor het eerst gezoend had en die in het zwembad steeds probeerde om mijn zwembroek naar beneden te trekken. Het was toen al duidelijk, dat ik geen marinier zou worden. Later in bad schrok ik van de bloeduitspattingen.
Vlak bij school stond er strak gespannen prikkeldraad, waardoor ik de angst ontwikkelde om daar met mijn ogen in te vallen. Later had ik diezelfde angst voor vuur. En nu nog, wanneer ik langs slootkantvissers fiets, ben ik altijd bang dat zo'n vissenhaakje in mijn oog belandt.
Achter de school woonde gekke Tako met de bijl in zijn fietstas, een oude kerel, die vaak om niets tegen de mensen begon te schelden. Mijn broers en ik wisten hem goed te stangen, waarna hij ons achterna zat. 's Avonds belde hij aan bij de pastorie en kreeg mijn vader een hele tirade over zich heen, zo van: 'En dát zijn dan zoontjes van de dominee!'. We moesten de volgende dag onze excuses aanbieden, wat gezien de gevaarlijke situatie, niet van harte ging.
Geplaatst in de categorie: school
Zoals altijd weer fraai en uitgebalanceerd taalgebruik, dat er goed in gaat.