Voorthuizense herinneringen
'o jeugd! o tijd van smarten! van vreugd en wilde harten!'
Willem Elschot
Bij een recreatiegebied, even buiten Voorthuizen, kwam er een oude man op mij af, die vroeg 'Weet jij wel waar dat kruisje voor staat?', op het zilveren kruisje rond mijn nek wijzend. Dat bleek de bekende evangelist Johan Maasbach te zijn. Ik woonde aan de hoofdstraat, die ten tijde van de Romeinen een belangrijke weg van Apeldoorn naar Amersfoort was. Op het twaalf-en-een-half-jarig huwelijksfeest van mijn ouders was mijn vriendin Hubertien mijn vrouwelijke escorte. Ik kende haar van een vakantiekamp, toen ze niet goed kon lopen en ik mij over haar ontfermde. Toen ik eens mijn hand stiekem op haar bil legde, sloeg ze die weg. Ik wist meteen dat ik kansloos was. Ze hield van Urbanus, wat ik maar zo-zo vond. Verder leek ze me meer van de vrouwenliefde, hoewel ze bij een andere vriend als een aapje in een boom sprong. 's Avonds kocht ik nog graag een patatje pinda of een broodje warm vlees bij de cafetaria aan de overkant. Soms kwamen Drefus en Tineke op bezoek, die in de buurt woonden. Drefus had vaak al wat op en op een keer kwam hij zo wild naar binnen, dat hij meteen een schilderij van de muur sloeg. Als ex-marinier was alles een beetje te braaf voor hem. Verder hield hij veel van garnalen. Er was een Albert Heijn en nog een andere supermarkt, waar ik flessen Vin d'Alcase kocht, toen nog betaalbaar. Ik ging bijna iedere dag naar de openbare bibliotheek, soms met zwartgelakte nagels en zwarte lijntjes onder mijn ogen. Bij de enige boekhandel schafte ik om de zoveel tijd een Tuk of een Chick aan, alleen al om de spanning van het afrekenen bij een verkoopster.
Mijn oudste broer was destijds nog getrouwd met de Drentse boerendochter Zwanette, wat vanaf het begin al niet echt boterde, maar toch nog enkele jaren voortsleepte. Op hun huwelijk in Coevorden was ik er bij in zwart habijt. Op de toiletten was haar jongere broer Albert, waar ik bevriend mee was, in tranen. In de Voorthuizense tijd werd Addy opgenomen, vanwege een psychose, ik zat op de PAAZ-afdeling in het ziekenhuis te Amersfoort en mijn jongste broer Gustaaf kreeg psychische klachten vanwege het uitgaan van zijn relatie met Roelienke, een hoogst aardig mens. Hij werd kledingverkoper in chique zaken te Londen en Düsseldorf. Daarna dook hij net als ik in het therapeutische circuit. Hij heeft ook een opname achter de rug en diverse minnaressen, o.a. een ex-prostituee, die Vader Abraham nog op bezoek had gehad. Een andere vriendin van hem was net als hem in de Osho-sferen en ik heb haar geloof ik één keer ontmoet. Zij kwam in blowerssferen terecht en ze heeft zelfdoding gepleegd. Zeer spijtig. Veel later heeft Gustaaf Roelienke nog bezocht. Zij woont nu in Nijkerk, is gescheiden en alleenstaande moeder van twee kinderen. Haar vader was destijds heel afwijzend jegens hem en dat heeft blijkbaar doorgewerkt.
In de studeerkamer van mijn vader keken we ook televisie en in de boekenkast zag ik het boek 'Zitten op de grond' van Jos Brink en 'Lieve Jongens' van whoever. 'Als dominee moet je natuurlijk ook wat over homoseksualiteit weten', dacht ik niet verder. Pas in Nunspeet kwam hij voor ons uit de kast. Na mijn anderhalf jaar kloosterdrama was ik terug in Voorthuizen en werd ik smoorverliefd op de vrouw van de gereformeerde organist, Hanneke. Ik verklaarde haar na een lange wandeling de liefde en zij noemde me heel lief 'een zielenpiet'. Zo is mijn sombere gedicht 'Zielepietdood' uit mijn debuutdichtbundel 'Hemelzucht' ontstaan. Ook dat was in Voorthuizen, waarbij ik lukraak aanbelde bij de mensen om hen in te palmen voor het bestellen van een exemplaar. Hanneke heeft echt indruk gemaakt, want die komt nog geregeld in mij voorbij. Een andere Hanneke, de verloofde van iemand uit mijn Utrechtse dichtersclub, bezocht me en in de achtertuin heeft ze met me getongzoend en gestreeld. Ook op haar was ik smoorverliefd, maar weer was het eenrichtingsverkeer. In mijn vurige verlangen en fantasie was er veel meer dan er werkelijk was. Als zwarte romanticus was er altijd wel wat. Vrouwelijke schoonheid kan mij nog steeds knettergek maken. Ik kan er beter ver van uit de buurt blijven. Drijfzand, levensgevaarlijk! De domineesdochter Rineke kwam me eens per bus bezoeken, maar omdat ze chocolade had gegeten, was haar gebit niet om aan te zien en haakte ik duurzaam af. Dan ben je echt zwaar depressief! Ene Dith uit Barneveld dacht ook beet te hebben bij mij, maar eenmaal met haar samen, durfde ik geen klauw uit te steken, laat staan enkele begeerte toe te staan. Depressie was groter dan lustbeleving.
Eenmaal in een therapeutische gemeenschap in Zon & Schild kreeg mijn vader een tia en bezocht ik hem in het ziekenhuis te Amersfoort. Daarna ging hij met vervroegd emiraat. Toen was hij nog jonger dan ik nu. Zodoende verhuisden mijn ouders naar een mooi rijtjeshuis in Nunspeet, met naast zich een lesbisch stel met een hond die Bacchus heette.
Geplaatst in de categorie: geschiedenis