Inloggen
voeg je autobiografie toe

Autobiografieen

Paling

Omdat we, een gezin met vier kinderen, aan het water van het Nieuwe Meer woonden, was het niet meer dan logisch dat mijn vader, naast van mijn moeder, ook van vissen hield. Hij was geen ervaren visser. De eerste maanden sloeg hij slechts onvolwassen stekelbaarsjes aan de haak. Er gingen zomers voorbij zonder eetbare vis. Maar tijdens een warme zomerdag met dansende muggen in de lucht ving mijn vader plotseling een forse paling met zijn hengel. Een paling zo dik als de pols van Bjarne werd er gezegd. Ik was een tengere jongen. Donker, verlegen en tenger.

Zestig meter verder in de oeverpolder bij het Nieuwe Meer stond het houten donkergroen geschilderde huis van onze buren, de familie Kip. Het waren ervaren palingrokers, en zij bevestigden dat het een forse paling was, toen mijn vader de vis kwam brengen in een emmer water, zodat hij met de andere palingen gerookt kon worden.
De buren vingen zelf de palingen met fuiken in plaats van met hengels, maar ze hadden niet vaak zo'n forse paling in de fuiken.
Op de een of andere manier was ik trots dat mijn vader die paling met een hengel had gevangen. En het stemde mij tevreden dat ik kennelijk een rol in het hele vissersverhaal speelde door de omvang van mijn polsen.

Een paar dagen later was mijn vader bezig met het repareren van de waterkraan aan de achterkant van het aangebouwde gedeelte van het bruin geschilderde houten huis. Hij had iets in de afvoer laten vallen en ik moest het eruit halen omdat ik zulke dunne polsen had. Het lukte met veel moeite.

Er stond een konijnenkooi van hout en gaas, maar zonder bodem, in de wei waar de bok zijn paradijs had. Er zaten vijf konijnen in, drie waren er ontsnapt door een gat onder het gaas door te graven, twee hadden er het leven gelaten omdat ze waren gestikt in de grond tijdens het graven.
Mijn moeder had het ontdekt toen ze de bakjes water ging verversen.

In de verte kwamen er donkere wolken aandrijven. Het was zo'n dag waarop het licht oneindig leek te schijnen, maar waar plotseling een breuk in kwam door de veranderde omstandigheden.
“De dood komt altijd met zijn drieën“ riep mijn moeder met de naklank van onverbiddelijk bijgeloof in haar stem. Aan het einde van de wei, achter het gaas, bij de bloeiende hortensia lagen twee grote dode zwarte kraaien. Het waren er vier, de doden van het dierenrijk, mijn moeder kon al die dode dieren niet meer aan.

Ik dacht weer terug aan die paling, zo dik als mijn pols, en de trots van mijn vader, maar ik durfde hem niet te polsen over of hij ooit weer op paling ging vissen. Hij moest weer naar zijn werk, zijn vakantie was afgelopen en wij kinderen moesten een week later naar school.

Schrijver: Bjarne Gosse, 15 juni 2016


Geplaatst in de categorie: kinderen

4.5 met 4 stemmen 566



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)