Oude vriendschap roest niet
Van de Paul Krugerschool in Coevorden herinner ik mij lange, lege, stenen gangen en grote, zielloze klaslokalen. Ik woonde met mijn ouders en twee broers in de gereformeerde pastorie aan de snelweg richting het station. Ik ging lopend naar school. Dan kwam ik langs een pad met prikkeldraad. Ik was altijd bang dat ik met mijn ogen in dat prikkeldraad zou vallen. In mijn gedachte-angst gebeurde het al en kon ik met moeite nog de realiteit vasthouden.
Bij het begin van het ijzeren schoolpleinhek klommen mijn jongste broer Gustaaf en ik er snel over heen. Gustaaf viel ooit met zijn voortanden op dat hek, waardoor hij een stukje van een voortand af brak. Naast de hoofdingang deden we vaak aan bokje-springen. Dan bukten er steeds meer kinderen tegen elkaar aan, zodat de bokkensprong steeds moeilijker werd. Helemaal snappen doe ik het nu niet meer, maar het leverde veel plezier op. Ik kon het trouwens vrij goed. Het was overigens meer een jongensding.
Ooit ben ik boos van school weggelopen, maar eenmaal thuis moest ik van mijn ouders weer terug gaan en mijn excuses aanbieden. Ik was uit het tekenlesuur van mevrouw Ribben uit Dalen weggevlucht, omdat ik mot met haar had. Volgens mij had ik een karikatuur van haar op het schoolbord getekend, waarbij ik met name haar monsterlijk grote borstenpartij benadrukte. Soms liep ze dreigend achter mij langs en als ze dan een aanwijzing gaf, drukte ze haar geweldenaren stevig in mijn nek. Ik dreigde zelfs te verstikken en verplet te worden.
In de gang stond de hoofdmeester Blom mij al op te wachten en hij kneep in mijn wang, waarbij hij zijn kneep ook nog eens omdraaide, wat extra veel pijn deed. Juf Ribben speelde vervolgens de grote onschuld, maar het angstzweet brak al weer bij mij uit door het zien van haar zware mortieren.
In die zesde klas zat ik achter Ellis, die volgens mij een beetje een Indonesische uitstraling had, wat ik erg mooi vond. Ze lachte veel en dat beurde mij op. Ik was best een beetje verliefd op haar, maar dat was ik op meerdere meisjes, o.a. ook op Hilke en Aaffientje. Hilke was de dochter van een dokter en zij was al sterk ontwikkeld aan de bovenkant. Tijdens een uitje met de klas rende ik als een dolleman achter haar aan en viel ze in het gras, waarna ik over haar heen boog. Of ik haar gekust en betast heb, weet ik niet meer met zekerheid te zeggen. Ik was nogal een fantast en ik werd voor 'opschepper' uitgescholden. Ik dikte de dingen wel graag aan ja, ook omdat ik alles anders zo walgelijk saai vond.
Sinds ik Facebook bedrijf stromen de vriendschappen van mensen, die ik nog nooit in het echt heb ontmoet, binnen. De (schrijf)kunst is vaak de bindende factor. Opeens herinnerde ik mij ook de achternaam van Aaffientje en dus probeerde ik haar op Facebook te ontdekken. Dat lukte, alleen heeft ze terecht dat 'tje' geschrapt. Via haar vriendenlijst zag ik ook de namen Hilke en Ellis terug, dus die stuurde ik ook meteen een vriendschapsverzoek. Van de weeromstuit kreeg ik twee vriendschapsverzoeken van Jan-Henk en Peter-Jan, die destijds mijn schoolvrienden waren. Geaccepteerd natuurlijk, maar wel een beetje vreemd om ineens zo'n grote tijdsspanne te overbruggen. Er doemen dan ineens weer allerlei verzonken herinneringen op. Alsof een toverfee oude beelden doet herleven.
Aaffien was destijds een lange, slanke deerne met lange, bruine haren tot bijna op haar dijen. Henk-Jan had mij verteld hoe hij met haar gezoend had, wat me best jaloers maakte, want ik was net zo verliefd op haar als hij. Toch maakte ik geen schijn van kans en dat wist ik. Aaffien was de aanleiding tot mijn eerste gedicht, een liefdesgedicht voor haar. Ze vormde als muze het begin van mijn dichterschap. Boven op mijn zolderkamer geschreven. Via het dakraam keek ik vaak naar de koster, die in zijn huiskamer naar voetbalwedstrijden keek, onder het genot van een pijp en wat biertjes. Enfin, Aaffien woont nog steeds in Dalen en ze is inmiddels één van mijn vele Facebookvriendinnen. Ze hadden het jammer gevonden, dat ik niet bij een reünie aanwezig was, maar Henk-Jan schreef me dat er waarschijnlijk een nieuwe reünie aanstaande is.
Wat zij niet weten, is dat ik behoorlijk mensenschuw ben en nogal een kluizenaarsbestaan leid, waardoor ik direct contact uitzonderlijk eng en link vind. De Facebookafstanden kan ik nog hanteren, maar meer dan dat wordt al gauw een vreselijk angstwekkend en op tilt slaand probleem. Ik ben heel vaardig in de illusionaire schrijfwereld, maar in de echte, sociale wereld kom ik niet verder dan korte beleefdheidsgroeten en wat dwaas gebabbel. Er zijn wel mensen, waarbij ik mezelf op mijn gemak voel, maar achteraf gezien ben ik dan weer voor mijn doen veel te open geweest, waardoor ik mezelf ga afstraffen met meer en meer verdovingsmethoden en afzonderingsstrategieën. Toch doet het me goed om te weten, dat ik ooit wel gewone vriendschappen heb aangegaan en er blijkbaar sprake van opbouwende wederkerigheid was. Als iemand te dichtbij komt, dan ervaar ik dat als zeer bedreigend en haak ik absoluut af. Teveel vertrouwen is beschaamd en blijkbaar zijn er op sociaal gebied echt heel wat steken bij mij los. Je kunt ook stellen, dat deze instinctieve zelfbescherming, gezien mijn psychische beschadigingen in het verleden, een uiterst gezonde reactie is. Ik hou het op dat laatste. Ik weet ook wel dat ik gevangen zit in een August Strindberg gekte en zolang oude vriendschappen op een veilige afstand blijven, kan ik er mee dealen. Ik moet er niet aan denken als Aaffien denkt dat ze...
Geplaatst in de categorie: geschiedenis