Inloggen
voeg je autobiografie toe

Autobiografieen

Kollumer kaas

Marcel Proust had zijn madeleines, ik heb mijn Kollumer kaas. Wanneer ik die kaassoort proef, dan komen er spontaan talloze herinneringen incluis associaties in mij omhoog borrelen.

Ik weet nog exact hoe de gereformeerde pastorie er van binnen uit ziet. In gedachten kan ik er nog gemakkelijk doorheen dolen. De studeerkamer was boven de garage met de witte Cortina. Daar schreef mijn vader zijn preken. Op de overloop hing een nepschilderij van een oude vrouw, die op een heks leek. Vanaf de overloop kon je naar de ruime hal kijken. Daar kregen we op een sinterklaasavond ons eerste hondje. Van ene Eppie, die Zwarte Piet had gespeeld. Mijn vader Sinterklaas. Met Eppie zijn we ooit een kwartier voor sluitingstijd door het Rijksmuseum gesneld. Die tijdsdruk maakte grote indruk op me. Volgens mij had Eppie een knappe, Israëlische vrouw. Hij was ook bevriend met onze huisvriend Jo Veenstra, een homoseksuele antiquair in Ee, die wel eens mooie dingen aan Hans Wiegel verkocht. Jo had een chow-chow, echt een prachtige hond. Die waggelde dan door de nauwe paadjes in de antiekwinkel. Hij braadde biefstuk voor ons, met laurierbladeren, wat nieuw voor mij was. Ik gebruik ze nu steevast. Op zijn toilet hing een ingelijste potloodtekening van mij, een schone dame met een kruik op haar hoofd.

Jo bezocht ons bijna overal en hij had een zeer dikke buik, net als de Dikke Deur. Overigens is hij nu al over de negentig en woont hij in een verzorgingstehuis ergens onder Leeuwarden. Het zilveren theelepeltje van hem, vlak na de Tweede Wereldoorlog gemaakt, met een V van Victory op de top van het handvat, heb ik nog steeds.

In Kollum begon het bij mijn moeder wel wat te dagen, dat mijn vader gay was, omdat hij daar met ene Joop uit Amsterdam het bed had gedeeld. Ik moest midden in de nacht naar de wc en toen zag ik opeens dat mijn moeder er zo anders uitzag, zo mannelijk. Mijn moeder zelf sliep toen in de studeerkamer. Mijn vader wilde zijn homoseksualiteit het liefste voorgoed geheim houden, maar door het aandringen van mijn jongste broer kwam hij er tenslotte toch mee op de proppen. Dat was na zijn vervroegde emeritaat, vanwege een tia en een ziekenhuisopname in het Amersfoortse ziekenhuis De Lichtenberg, terwijl ik in een therapeutische gemeenschap in Zon en Schild vertoefde. Hij woonde toen met mijn moeder in Nunspeet.

Na een andere therapeutische gemeenschap in Ermelo weet ik nog hoe ik samen met mijn vader in Nunspeet een muziekinstallatie ging kopen bij mensen aan huis. Mijn vader vond de vraagprijs veel te hoog en ik weet nog hoe hij het voor mij opnam. 'Weet u wel, dat hij net uit een inrichting komt?!', zei hij vol vuur en boosheid. Ik voelde meteen ook het diepe verdriet dat er in hemzelf schuilde.

In Kollum gingen we vaak op bezoek bij de familie Zeldenrust, die een slagerij aan de Voorstraat of Hoofdstraat hadden. Daar was ik kind aan huis en heit Zeldenrust wist mij vaak gerust te stellen. Wanneer ik door de gymleraar was weggestuurd en wanneer de politie in zijn winkel kwam en ik dacht dat die voor mij kwam, omdat ik bierflesjes had gestolen van een boot in de jachthaven. Hij liet mij zijn behaarde armen zien en zei: 'Later krijg je net zulke behaarde armen als mij!'. Dat is inderdaad uitgekomen. Toen ik een grote spijker in mijn rechterhand geboord kreeg bloedde dat als een rund en gooide heit een heel potje jodium erover heen. Dat raakte me, die robuuste zorg.
Ik was bevriend met zijn zoon Auke, die momenteel een journalist bij de Leeuwarder Courant is en bij Pauw & Witteman is geweest, vanwege zijn boek over de gevangeniscultuur in Leeuwarden. Met heit ging ik naar zijn koeien kijken en omheiningspalen in de grond slaan. Met heit gingen we over de Friese wateren varen en dode dieren in een dumpsilo gooien. Ik stond op kratten of tonnen, terwijl ik via een stoffig, met spinnenwebben omfloerste raampjes naar heit keek, die met een loeizwaar, zwart, dik pistool door de kop van een koe of varken schoot en daarna heel snel de kelen van die dieren doorsneed. Heit was een soort Grutte Pier voor mij. Terwijl hij gehakt maakte, at hij gerust de rauwe massa op. Heit wenkte me geregeld om mij een flink stuk boterhamworst te geven. Heit heeft dertien kinderen, die nu allemaal weer hun eigen geschiedenissen hebben gemaakt. Heit was een ontzettend lief mens, die boordevol grapjes en wijsheid zat. Mijn eigen heit eveneens. Volgens mij zat de kaaswinkel niet ver bij heits slagerij vandaan. De bakkerij was er in ieder geval pal naast.

Heit had dertien kinderen, ook Ellie, die mij nog eens van de verdrinkingsdood heeft gered. Later kreeg ik tijdens een duik in een sloot een dikke jaap in mijn voet door onderwaterglas en heeft Ellie mij op haar fiets naar huis gereden. Ik zat achterop en ik genoot intens van haar oprechte bezorgdheid. Stiekem was ik behoorlijk verliefd op haar. Ze is later lerares geworden. Ik zoals bekend schrijver. Een match zit er niet meer in, maar voor een pondje Kollumer aanvaard ik die domper galant.

Schrijver: Joanan Rutgers, 11 september 2017


Geplaatst in de categorie: geschiedenis

3.0 met 3 stemmen 657



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)