Onuitwisbare plaats
Als kind voelde ik me ondergedompeld in de muziek van Giuseppe Verdi. Dat was bij mijn vader’s ouders, aan de Brinklaan in Bussum. Ze hadden een slingergrammofoon en we beluisterden samen Het Slavenkoor, zodra het begon te schemeren. Pas veel later ontdekte ik dat ‘Va pensiero’, bijvoorbeeld, gerekend wordt tot een van de meest gebisseerde kooruitvoeringen (zondag 21 oktober 1934, Chicago Opera House: 17 maal ‘bis!’). Bijna iedereen heeft ‘Nabucco’ wel eens gehoord.
Ze trakteerden ook op werken van Enrico Caruso. Opa en oma bezaten al zijn platen, waaronder ‘I Pagliacci’. Mijn grootouders waren zeer onder de bekoring van sopraan Jenny Lind, ‘de Zweedse nachtegaal’ die schitterde in Bellini’s ‘La Sonnambula’. Jaren daarna lieten mijn overburen de straat waar wij woonden ’s zomers urenlang meegenieten van Mario Lanza (‘Funiculi, Funicula’), Dean Martin (‘Powder Your Face With Sunshine’), Dinah Shore, Edmundo Ros (‘London Is The Place For Me’). Dat was in de tijd dat vinyl-LP’s verschenen. Ze leken afkomstig van een andere planeet, maar wel een van ‘pleasure and plenty, made in U.S.A.’.
Mijn soundtrack-experiences waren begonnen. De stemmen van Benjamino Gigli, Claudio Villa, Domenico Modugno, Gino Paoli kregen een onuitwisbare plaats in mijn brein. Ze kwamen uit de werkplaats van een bedrijf dat zou uitgroeien tot specialist in luxe-badkamers. Daar stond een originele Wurlitzer, een jukebox boordevol Bobby Darin, Perry Como, Frankie Laine, Kay Starr, Connie Francis. In het blad Muziek-Expres zagen we afbeeldingen van Bobby Rydell, een pop-idool met een gigantische brillantinekuif, de ster van de Amerikaanse highschool-rock.
Ziehier een kleine opsomming, van Verdi tot Joseph Calleja, the man from Malta, mijn klassieke favoriet van dit ogenblik. Mijn geluidsband beweegt mee, tussen gehoor en geheugen. Toonkunst, wat een uitvinding! Ik verlang naar sommige melodielijnen van weleer. Muziekklanken zijn de vertaling van de mooiste signalen uit iemand’s hart.
Geplaatst in de categorie: kunst