De verboden waarheid.
Ook moeder vond hem leuk. Mijn vriend en zij konden goed met elkaar overweg en dat vond ik fijn. Hij vond mijn moeder een geweldige zakenvrouw.
Het was een verrijking om haar als zakenvrouw te zien. Daar kon ik best trots op zijn.
Op den duur begon ik de manier waarop mijn moeder over mijn vriend sprak een beetje vreemd te vinden. Alsof ze geheimen met hem had. Maar daar kon ik mij niets bij voorstellen.
In die tijd kreeg ik voor de tweede keer anorexia en deze keer vergezeld met drank, straatvrees en hyperventilatie. De aanleiding was dat ik vreetbuien had gehad. Ik vrat mars-repen, zakken drop en kon geen patatzaak voorbij lopen. Ik geloof dat ik een heel brood heb opgegeten met pindakaas bij mijn vriend thuis. Een mens eet niet alleen omdat hij honger heeft, maar ook om de beweging van eten te maken, zo ontdekte ik voor mezelf.
Mijn vriend woonde in een arbeidswoninkje met een oude buurjongen van hem en ik trok er al snel bij in. Maar onze huisgenoot mocht mij niet en noemde mij oliedom omdat ik nog nooit had gehoord van het betalen van de huur van een huis. Werken kende ik wel en aanpakken kon ik ook wel, maar niet dat je er geld voor kreeg, laat staan dat je dat waard kon zijn!
Mijn ouders hadden mij altijd onderhouden. Werken was leuk en geldgebrek kende ik niet en ik had geen flauw benul hoe de wereld in elkaar zat.
Om onze huisvriend tevreden te stellen fietste ik naar de boerenleenbank in mijn geboortedorp, nam tweehonderd gulden op en legde dat op tafel.
"Hier is de huur."
Door deze huisvriend heb ik drie weken in een fabriek gewerkt, waarna ik bij wijze van spreken, kruipend terugkwam. Het was verschrikkelijk omdat ik geen enkel filosofisch gesprek kon voeren met mijn collega's.
Ik was zo naïef als een 'argeloos openstaande achterdeur'.
Later zijn we samen gaan wonen in een flatje en daar ging het fout met onze liefde. Ik was in de war over mijn opleiding en meer met de dansgeschiedenis bezig dan met de beeldende kunst. Dans is tot op heden mijn grote liefde. Ik herinner me dat ik in blinde woede met mijn vuisten op de rug van mijn vriend inhakte, omdat hij me zijn rug toekeerde toen ik met hem wilde praten. Waar ik over wilde praten weet ik niet meer. Meestal ging het over mijn moeder en hij geërgerd: hou toch op over je moeder.
In die tijd begon ik te twijfelen over mijn vriend. Ik had een vriend nodig die wilde praten met mij en naast mij stond. Het leek alsof hij steeds meer op mijn familie begon te lijken. Hij verdedigde mijn moeder ten opzichte van mij.
Steeds verder trok ik me terug in een van de kamers die wij als atelier hadden gemaakt om eindeloos te tekenen bij lamplicht, overdag, onder invloed van alcohol inhakkend op mijn ondervoed lichaam.
Langzaam sloop het erin: mijn vriend stond niet meer naast mij, maar naast mijn moeder en op het diepste punt van deze ellende, duwde hij me met geweld in onze auto en reed me naar mijn moeder, dwong me eruit en reed weg. Moeder pakte me beet en hield de deur dicht zodat ik er niet uit kon. Ik zag onze auto wegrijden met mijn leven erin. Ik bleef schreeuwend achter. In blinde wanhoop trok ik vruchteloos aan de jassen aan de kapstok.
Ik kan me maar vaag herinneren dat ik ooit twintig en eenentwintig jaar ben geweest. Dus wat in deze tijd precies is gebeurd weet ik niet meer dan veel drank; weinig tot niets eten; angst als er iemand was die mij wel serieus nam; van de hemel naar de hel dromen; angst; strompelen naar een hemel; angst; op blote voeten in het warme zand terug met alleen een jurkje aan dat over mijn botten gleed en zo was alles weer veilig en goed.
Iemand heeft eens gezegd: een gezin kan een concentratiekamp zijn. Voor mij was het dat in de tijd dat ik terug keerde in het ouderlijk huis. Het was een psychisch concentratiekamp. Ik kon niet meer stoppen met de anorexia en met de drank in haar kielzog als 'troost', tot ik flauwviel achter het stuur van de auto. Mijn moeder zat naast mij. Gelukkig stonden we in een file. Ik was 46 kilo en niet van plan te stoppen met de zelf-marteling.
Thuis liet moeder een dokter komen.
"Nog één onsje en ik neem je mee naar het ziekenhuis."
Dát wilde ik niet omdát dit betekende dat anderen de macht over me zouden nemen, keuzes voor mij zouden maken en dat was nou juist waar ik bang voor was.
Ik begon te eten met dezelfde reden als ik gestopt was: angst voor overmacht. Ik moest het stuur van mijn eigen leven nemen óm te leven - en dat had ik nog nooit mogen doen - door eerst weer te gaan eten en dat was beangstigend. Ik moest weer leren te vertrouwen op mijn lichaam, dat het in staat was voedsel te verwerken in plaats van de anorexia mijn lichaam te laten dicteren.
Maar onder het toezicht van mijn moeder was dit onmogelijk! Hoe kon ik mijn luchtkasteel verlaten als ik rechtstreeks in het slangenparadijs van mijn moeder belandde? Ze keek naar mij met dat triomfantelijke lachje op haar gezicht, alsof zij de overwinning had behaald.
"Eet je boterhammetje maar op."
Ze kleineerde me en deed alsof ze zich per ongeluk versprak.
"Oh, dat mag ik niet zeggen van de hulpverlening."
Ze genoot van de rol van 'de bezorgde moeder'.
"Nog een hapje."
Ik liet de boterham staan.
In de avonden ging ik naar de kunstacademie samen met een medestudent in zijn auto en klaagde tegen hem over mijn moeder.
"Jij moet weg bij je moeder."
Wordt vervolgd.
Geplaatst in de categorie: familie