Inloggen
voeg je autobiografie toe

Autobiografieen

Ondanks de afbraak spookt het er nog steeds

Misschien komt het omdat ik 'Sint-Sebastiaan', 'Terug tot Ina Damman' en 'De andere school' van Simon Vestdijk heb gelezen, dat mijn droomgedachten naar de Havo-afdeling van de oude, afgebroken Pabo in het centrum van Heerenveen terug keren. Na de christelijke Mavo belandde ik godzijdank op deze openbare school. Die Mavo aan de grote weg richting het centrum was trouwens helemaal niet zo christelijk, want ik heb die mesjokke leraren daar als heidense barbaren beleefd, inclusief hun manier van lesgeven of in feite geen-lesgeven. Het waren vooral de leraren daar die de chaos en heibel creëerden. In mijn gedachten zit ik soms zomaar weer bij één van die bullebakken in de klas. Neem die leraar geschiedenis, die altijd met zijn dikke mokervuist keihard op de schrijftafels sloeg om het effect bij ons te registreren. Hij stond erop dat we al die filmbeelden van de Holocaust moesten bekijken. Ik heb er nog nachtmerries van.

Tijdens de les zat ik meestal naast Patricia, een echte stoot zeg maar, wat de leraar ook vond, want hij ging vaak met zijn dikke kont op haar tafeltje zitten, terwijl hij naar de bollingen in haar T-shirt loerde en ons op 'Fanny Hill' wees. Hij noemde Patricia steevast Pat, wat hem blijkbaar nog meer opwond. Ik vond het nogal een naam voor een goedkope hoer in een beduimeld bordeel. Hij kon ook wel eens het Engelse woord Pet bedoeld hebben, wat lieveling/schat betekent, maar dan nog. Toen hij ons ook nog op 'Lolita' van Nabokov wees, vreesde ik het ergste voor Patricia. In mijn angstfantasieën sleurde hij haar mee naar zijn Neanderthalergrot en was hij erger dan Markies de Sade.

Die oude Pabo-Havo in Heerenveen bestaat nog steeds in mijn door antidepressiva geblokkeerde geheugen. Ik kan niet alle lokalen meer voor de geest halen, maar het leeuwendeel wel, zoals de kantine, die altijd blauw stond van de rook. Links kon je koffie of thee bestellen. En versnaperingen neem ik aan. Ik zat daar vaak tussen oudere studenten en dat beviel mij wel. Het merendeel deed aan de punkrage qua kleding en gedrag. Er waren ook heel nette scholieren, die met de mode meegingen, maar de meesten worstelden met een identiteitscrisis, die uiterlijk zijn weerslag kreeg, met soms heel komische resultaten, zoals een doorgeschoten jongedame, die de kleren van haar vader droeg. Ik was me toen nog niet zo bewust van lesbische creaturen. Ik had de tragedie van mijn eerste liefde voor Judith Kloosterman achter de rug en blijkbaar kon ik weer makkelijk op andere schoonheden verliefd worden, want ik was helemaal hoteldebotel van een Indonesische jongedame, genaamd Sandra, die mijn hart liet ratelen. Ik viel in katzwijm voor haar oerlieve glimlach en haar frisse uitstraling. Ze was meestal samen met een blonde vriendin, die eveneens bijzonder aantrekkelijk was. Alsof ze elkaar vanwege hun identieke schoonheidsniveau hadden getroffen. Soms wist ik niet goed op wie van de twee ik nu verliefd was, soms droomde ik van beide Afrodites. Ik hield hen beiden voor onbereikbaar, maar dat kwam ook door mijn romantische inborst. Ik denk dat ik hen nauwelijks durfde te groeten, bang voor de minste afwijzing. Door hun verblindende schoonheid hield ik hen hoog verheven boven mijn schamele, dromerige dichtersbestaan. Verder was ik een zwaarmoedige tobber en dat werkt ook niet echt aanstekelijk. Ik zag in de meest subtiele bewegingen en oogopslagen van Sandra en haar collega-mannequin fatalistische afkeuringen. Van kleine, subtiele krenkingen, die ik ook nog zelf bedacht, kon ik volledig dichtslaan om met een laatste, brandende toorts in de spelonken van mijn depressieve hellesferen af te dalen.

Voordat ik het vergeet, voordat ik antidepressiva slikte, en dat was zeker zo tijdens mijn Heerenveense Havo-tijd, had ik geen rem in mijn gedachtewereld, wat betekende, dat ik alsmaar verder associeerde en dat continu in een gespannen sfeer. Dat leverde nou niet direct grandioze poëzie op, maar later, in combinatie met hasj, rolden de originele volzinnen als uit een automatische machine, echter zo overdadig, dat ik mijzelf erin verloor, wat op zich niet zo erg is, maar wel als je het niet meer weet te ordenen en je er volstrekt lamlendig en uitgeteld van wordt. Die drukke ADHD-achtige gedachtengangen en spraakwatervallen hadden, zonder dat ik dat door had, soms een afstotend effect op andere mensen, laat staan dat ze begrepen wat ik allemaal raaskalde, terwijl ik, gek genoeg, altijd dacht dat iedereen mij wel begreep.

Mét antidepressiva behoud ik de controle over mijzelf en komen de schrijfsels prettig gedoseerd aanstormen. Soms denk ik dat ik door die verdovingspilletjes heel veel inspiratie misloop, maar ik weet nog goed hoe het voordien was en dat zou niemand willen, al heb ik het nog verdomde lang volgehouden en eruit gehaald wat erin zat. Diep depressief zijn en continu door woorden bedolven worden, verstikt worden, is erger dan met mate de woorden opdiepen en oppoetsen, zonder rand-psychotische verschijnselen te tonen en met wellicht kunstmatige glimlachen, whatever. Mijn depressieve aard weerhield mij ervan om Sandra aan te spreken of beter, mee naar het café of de bioscoop te vragen. Vaag herinner ik me gesprekken aan de koffietafels in de kantine, groepsgesprekken, waaraan ik natuurlijk dolblij en spontaniteit veinzend meedeed. Zolang ik maar dichtbij haar kon zijn en ik haar detaillistisch kon bewonderen.

Angsten en wanen kende ik genoeg, ik dorstte als geen ander naar de zachte intimiteit van een lieve, vaste of losse vriendin. Het was een wirwar aan bizarre gedachten en overstelpende emoties. Bovendien was ik erg onzeker over mijn lichaam en waande ik mijzelf verreweg de mindere van Sandra, terwijl een ander deel in mij krijste, dat ik haar wel waardig was en dat zij net zo verliefd op mij kon worden als ik op haar. Zo botste het op duizenden manieren in mij. Ik snap nog steeds niet hoe jongeren in zo'n intensieve groeiperiode nog tijd voor hun studie kunnen en willen opbrengen. Gelukkig was ik niet de enige filosoof op die qua bouw en invulling ouderwetse school, want ik had een goede vriend, de punker Jan Waslander, die net als ik in literatuurland verbleef. We deelden een anarchistische levensvisie en we boomden over de school, de maatschappij, het geloof en de liefde. Dat deden we het liefste al spijbelend in een luidruchtig café. Jan droeg een zwarte, leren jas met in het wit het pacifisme-teken erop. Jan vond de school, de maatschappij en het geloof 'troep'. Toen we over verliefdheid spraken, vertelde hij mij opeens dat hij verliefd op Sandra was. Inderdaad, dezelfde Sandra 'van mij'. Hij was stapeldol op haar, zei hij aan de kant van een waterplas. In feite hebben we allebei een blauwtje gelopen. Ik heb niet eens een fatsoenlijke versierpoging durven wagen. Mijn oudste broer ontmoette Sandra jaren later toevallig ergens en ze wist nog wie ik was. Ik heb zelfs niet naar haar adres gevraagd. Net als eerder liet ik het geluk als water door mijn vingers glippen.

Voorts herinner ik mij nog steeds de sexy biologielerares uit Dokkum, die in mijn erotische dromen voorkwam. In die droom over haar was de locatie het biologielokaal, met aan de voorkant links een opening naar een zijkamer, waar allemaal flesjes voor proeven stonden. Heel gewichtig allemaal, maar niet heus. Het biologielokaal was het laatste leslokaal op de eerste verdieping. Als ik iets niet wist en dat kwam geregeld voor, dan kwam de rondborstige lerares volop glimlachend naast mij staan en bukte zij zodanig, dat ik ruim zicht in haar decolleté had, dat wil zeggen, de bovenhelften van haar rijpe, malse, blanke borsten stonden bloot te glunderen van plezier, extra omhoog geduwd door haar witte beha met de speelse, kanten randen. Ik had alleen maar oog voor haar en dat liet zich aan de cijfers aflezen, wist ik. Zij bracht mij het hoofd op hol, zodra ik weer in haar lokaal kon zijn om haar op opgewonden wijze te begluren. Volgens mij wist ze wel wat ik over haar fantaseerde, maar deed ze net alsof ze een dom gansje was. Ze leek trouwens op een volwassen, gerijpte versie van Patricia. Beiden hadden veel van een Playboy-lady. Ik verwachtte ze ooit op de uitklapposter tegen te komen. Ze is een keer knetterwoedend op mij geworden, waardoor ik naar de directeur moest. Pas door mijn excuses aan te bieden mocht ik weer in haar klas verschijnen, verzekerde de dikke directeur in zijn vooroorlogse rookhok mij. Dat deed ik natuurlijk graag, want ik wilde geen enkele, sierlijke en opwindende beweging van haar missen. Toch is het vuur na die vurige boosheid van haar nadien snel gedoofd, vermoed ik, volgens mijn troebele herinnering. De magie was vermoedelijk verdwenen. Als een droom uit elkaar gespat. Die stomme boosheid ook. Net zoiets als met Sandra, al was die passie van een verheven soort, meer zielsdiep en minder Playboy-achtig.

Ik zie het al voor me: ik in het laatste bejaardentehuis van Nederland. De burgemeester bezoekt me om mij het Ridder Grootkruis in de Orde van Oranje-Nassau te overhandigen. Hij ziet nog net hoe ik een zuster in haar strakke, welgevormde billen knijp. Na de plechtige ceremonie zegt de burgemeester opeens: 'Maar we hebben een extra verrassing voor u, meneer Rutgers, hier is Sandra!'. Een oude dame waggelt naar mijn rolstoel. Ik herken haar nauwelijks. 'Wat ben ik blij, dat ik het jeugdige exemplaar van jou heb mogen bewonderen!', zeg ik, 'kom hier en laten we elkaar omarmen en kussen om wat helaas nooit is gebeurd!'. Terwijl de tranen over mijn gerimpelde wangen stromen, voel ik haar warme lippen op mijn mond. Ik sluit mijn ogen en ik ben terug in de schoolkantine, waar iedereen ons ziet zoenen als een echt verliefd stel. Er wordt volop gejuicht, behalve in een donker hoekje, waar ik Jan volhardend zie mokken. Hij blaast venijnig zijn rook uit, maar dat is dan ook alles.

Schrijver: Joanan Rutgers
9 mei 2020


Geplaatst in de categorie: liefde

4.2 met 4 stemmen 105



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)