Voorjaar 1994
Terwijl sommigen van zijn vrienden het 'jezelf zijn' tot een religieuze gebeurtenis hadden verheven, bleef Bjarne gewoon zichzelf met al zijn gebreken en onhandigheden. Het voorjaar kwam met nieuwe kleuren, wanneer hij de was had gedaan en het verkeerde wasmiddel had gebruikt. Overal waren er van die aandoenlijke verschijnselen die aan nieuw leven deden denken. Er was iets dood gegaan in zijn gevoelswereld. De liefde voor Emma leek nu totaal verdwenen. Maar hij hield niets voor onmogelijk. Er zou zomaar een nieuwe droom kunnen ontwaken in zijn hongerige hart.
Astrid had zich volkomen gericht op de kunstacademie. Ze had geen vrije tijd voor de liefde. Berend had het druk met zijn nieuwe vrienden.
In het voorjaar van 1994 raakte de beste vriend van Bjarne, Berend uit Utrecht, bevriend met twee jonge Turkse mannen. Zij hielpen hem voortaan met het onderhouden van de tuin en de aanleg van een nieuwe badkamer.
Gerard Vroeg, die in Schiedam was gaan wonen, had een nieuw sprookje geschreven over een sadistische diva die leefde in de middeleeuwen. Met tekeningen van monsters langs de handgeschreven tekstwolken. Was hij nu zijn verstand volledig kwijtgeraakt en probeerde hij Bjarne op een sluikse manier te laten herinneren aan zijn bizarre relatie met zijn erudiete minnares, die voor meerdere jaren zijn hospita was? Verward legde Bjarne de toegestuurde briefpapieren in een lade van zijn bureau waar ze voor jaren een geschikte plaats hadden. Hij besloot Gerard niet meer terug te schrijven.
Een fietstocht met Joshua Eenoog uit de Hudsonstraat viel in het water door de regen. Het bier dat ze dronken in een kroeg onderweg was lauw en smaakte naar boter. Pannenkoeken, beloofde Joshua aan Bjarne, maar zover kwam het niet want ze raakten elkaar onderweg in het drukke verkeer kwijt en lieten het daar maar bij zitten.
Drijfnat kwam Bjarne thuis in zijn woning. Een warme douche en dan droge kleren aan en een warme kop koffie. En dan die laatste enveloppe openen. Het handschrift op de achterzijde deed wel een belletje rinkelen bij Bjarne. Hij wist niet zo goed, wie of wat. Het was in ieder geval iemand die hem eerder had geschreven.
Tien minuten later was het duidelijk. Het was die sluwe Joop van Teil uit Amsterdam. Hij had via de bevriende schrijver Jan Boter vernomen over de fantasiestad Amsturia, die door Bjarne was verzonnen. Hij benaderde Bjarne via deze brief met de vraag om verdere informatie. Waren er ook winkels en een wasserette? Was er een bibliotheek? Een dierentuin? De erudiete Joop van Teil was oprecht nieuwsgierig. En Bjarne had wel de behoefte om informatie te delen, voordat Amsturia in een spookstad zou veranderen, met als enige inwoners nimfen, zombies en hongerige zwarte vogels. Joop van Teil had het slim aangepakt. Nu werd duidelijk dat er iets aan de hand was in Amsturia.
Er was een wereldwijde manipulatie gaande, met als onderwerp de onverzadigbare consument.
Ook de geestelijke gezondheidszorg maakte zich schuldig aan projectie. Bjarne voelde zich eenzaam. Zijn enige gezelschap was een grote houten olifant. De laatste potten verf kregen een nieuwe bestemming.
Geplaatst in de categorie: individu