Inloggen
voeg je autobiografie toe

Autobiografieen

Het water

Op een bankje bij het water keek ik naar een boot die langzaam dichterbij kwam. Ik had gedacht iemand te spreken, maar mijn oproep ging direct naar voicemail. Dit doe ik vaker: zodra ik ga bellen, maak ik een rondje door het park, vooral langs de rivier.

Ooit sprak een man op een fiets me aan. Ik stond op het punt onder het viaduct door te lopen, richting de dijk. Hij stapte af.
‘Mag ik u wat vragen?’ vroeg hij.

Ik wilde nee zeggen. Een diepe weerzin stak op, al had hij dat niet verdiend. Toch stopte ik en keek hem aan. Mijn werk vraagt vaak geduld, maar die dag was ik moe en prikkelbaar.

‘Ik zie u al jaren langs de rivier lopen,’ zei hij. ‘En ik vroeg me af: wat zoekt u daar eigenlijk?’
De vraag kwam opdringerig over. Later begreep ik waarom: ze raakte iets dat ik zelf zelden benoem. Misschien had hij het nooit gevraagd als ik met een hond had gelopen. Omdat ik alleen was, viel ik kennelijk meer op. De woorden bleven rondzingen. Werd ik in de gaten gehouden?

Ik antwoordde zonder veel nadenken: dat ik een zittend beroep heb en daarom vaak een rondje maak. Dat ik de route langs de uiterwaarden mooi vind, met de boten op de rivier. Hij zag mijn gereserveerdheid.

Ik liep verder. Mijn irritatie groeide. Waarom voelde ik me aangevallen?
Mijn zoon vond het juist een aardige vraag. Een collega opperde dat het misschien flirtend bedoeld was, maar dat voelde niet zo. Hun reacties brachten me aan het denken: waarom ben ik soms zo ongeduldig? Ik had er ook om kunnen lachen. Twee zware telefoongesprekken achter de rug, thuis werken, uitputting en wrevel, daarom vluchtte ik naar buiten. Mijn gevoel botste met het beeld dat ik van mezelf heb.

Zijn vraag bleef in mijn hoofd hangen. Starend naar de rivier dacht ik aan ander water. Het water van mijn jeugd, en vooral aan mijn vader.

Ik zag ons weer in de auto zitten, op weg naar Hoek van Holland, ruim twintig jaar geleden. Mijn moeder reed, mijn broer zat naast haar. Op de achterbank hield ik het grote blik, de urn met het as van mijn vader, stevig tussen mijn knieën geklemd. Mijn rugzak lag op schoot. Het blik was belangrijk en zwaar. Het was 1 juni, zijn verjaardag. In alle vroegte waren we vertrokken. Mijn broer en ik waren de avond ervoor al bij mijn moeder aangekomen om dit afscheid samen te beleven.

Het strand was leeg en stil. De lucht rook naar zout. Heel in de verte, voorbij de duinen, liepen wat mensen. Ik ging langzaam het water in. Het koude zeewater sloeg tegen mijn enkels terwijl ik het blik leegschudde in de golven. Mijn broekspijpen werden nat, maar dat maakte niets uit.
‘Dag pa,’ riep ik. Hoe nuchter ik ook was van tevoren, nu kwamen de tranen.

Sindsdien denk ik bij elke zee, rivier of waterweg aan hem. Kort voordat hij ziek werd, had hij gezegd: ‘Strooi me maar in de Noordzee.’ Mijn soms vrijpostige vragen kwamen zo toch van pas.
Het water is mijn plek om alles te laten landen. Daar vind ik rust.

Schrijver: Mohair
23 augustus 2025


Geplaatst in de categorie: ouders

Er is nog niet op deze inzending gestemd.aantal keer bekeken 26

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)