Inloggen
voeg je column toe

Columns

De eenzaamheid van de priemgetallen

Ik heb het boek net uit. Vanmorgen, met tranen in m’n ogen, legde ik het boek en m’n leesbril weg. De twee hoofdrolspelers maakten me boos. Het was de eenzaamheid van de priemgetallen die me verdrietig maakte.
M’n schoonzus had het boek dubbel en ik wilde er wel graag één, nu ze het me aanbood. Ik had er al eerder naar gekeken in de boekwinkel, maar de suggestie van de link naar wiskunde en de warme aanprijzingen op de achterflap hielden me tegen. Voor de zekerheid vroeg ik m’n schoonzus wat die priemgetallen met het verhaal te maken hadden. “Niets, eigenlijk, het verhaal gaat ergens anders over” zei ze en dat stelde me in zekere zin gerust.

Nou leef ik zelf op gespannen voet met priemgetallen. Zo was er eens een moment dat ik kon kiezen voor een appartement op nummer 73 en precies zo’n zelfde appartement een etage hoger (zonder lift) op nummer 75. Hoewel ik 75 een commercieel blufcijfer vond, kon ik 73 niet aankijken. Ik vond het een middelbruin getal, eigenlijk niet zo opvallend, maar wel zo onwrikbaar non-flexibel. Het keek me aan met een trieste blik, een mengeling van halsstarrigheid en noodlottige eenzaamheid, niet bereid om mij ook maar enigszins tegemoet te komen. Uiteraard koos ik nummer 75 en in de 2 jaar dat ik daar woonde sloot ik dwangmatig m’n ogen als ik in het portiek langs nummer 73 de trap op klom. Voordat ik m’n ogen sloot en de traptreden begon te tellen (om toch in ieder geval tijdens deze gekkigheid niet op m’n plaat te gaan), zei ik tegen nummer 71 op de begane grond “jij bent niet zo erg als die boven je, jij doet je best, blijft me vriendelijk aankijken, tegen beter weten in.”

Dat de meeste mensen daar niet zo’n last van hebben en sowieso geen kleuren en gevoelens ervaren bij getallen, heb ik zo langzamerhand wel begrepen. Getallen maken me vaak onrustig, halen me uit m’n balans. Ze hebben invloed op me, zelden een positieve, dus probeer ik ze te ontlopen. Dat getallen wel bij me horen juist omdat ze invloed op me hebben, accepteer ik op de momenten dat mij dat uitkomt.

In het boek legt de schrijver de fascinatie van één van de hoofdrolspelers voor priemgetallen uit. Niet voor de lage eenvoudige priemgetallen. Die zijn makkelijk te herkennen, laten wel van zich spreken. Hebben een relatief opgeruimd karakter en komen aardig met de omliggende cijfers mee. In die onderste regionen is het verschil tussen een priemgetal en een niet-priemgetal vaak alleen hun deelbaarheid door twee, gewoon een binair verschilletje. Nee, het gaat om veel hogere priemgetallen. Daar waar de priemgetallen steeds schaarser worden, complexer, en niet in één oogopslag als priemgetal te herkennen. Soms wekken ze zelfs de suggestie er geen te zijn. Hoewel deze bijzondere getallen bijna contactgestoord lijken doordat ze zich niet kunnen inlaten met andere getallen, zo ontzettend gedoemd zijn alleen en ondeelbaar zichzelf te zijn, komen ze vaak in paren van twee voor. Niet zelden staan hogere priemgetallen met z’n tweeën dicht bij elkaar. Maar nooit tegen elkaar, er zit minstens één getal tussen. Ze raken elkaar nooit, kunnen elkaar zien, bijna voelen, maar nooit zal er een volledig bevredigend contact zijn, van welke aard dan ook.

Volgens de schrijver is dit een mooie metafoor voor het verhaal in het boek. Althans, ik denk dat hij dat vindt. Ik vind het in ieder geval een mooie metafoor. Ik trek de strekking net, door de populairwetenschappelijke insteek. Het haalt me iets van m’n plaats met een gewaagde luchtige energie, maar laat me de controle behouden door het ontbreken van een diepere inhoud. Gelukkig. Want het is wel fijn om te lezen dat de schrijver, of anders iemand in zijn omgeving, of dan op z’n minst een fictief persoon uit de pen van de schrijver, deze intieme laag met mij gemeen heeft.
Wat me woest maakt, is de gelaten overgave waarmee de twee hoofdpersonen in het boek hun klaarblijkelijke priemgetalschap accepteren! Zogenaamd wel aan de eenzaamheid willen ontsnappen, maar door overmacht (onomkeerbaar drama en trauma) alvast berusten in een lot, wat dat dan ook moge wezen (en daar mag het toeval dan ineens wél haar willekeur op loslaten). En zie ik ineens mijzelf. Ik zie de lijnen van overeenkomst, de verlangens en de onmogelijkheden. En ik zie een systematische ontkenning van dat wat me achtervolgt, ook als ik er m’n ogen voor sluit.

Ik woon nu op nummer 27. Quasi-triomfantelijk zeg ik weleens dat ik op 3 tot de macht 3 woon, maar de toehoorder reageert er zelden op, terwijl ik er zelf nerveus van wordt. Het is me te veel lawaai, te rommelig, met die oranje 3e macht. Zal ik het extravert op de deur zetten? Nee, dan denkt de postbode vast dat we op 33 wonen. Ik woon er goed en nummer 29 ernaast is een vriendelijk nummer, gromt niet, heeft een rustige donkere blauwgroene tint. Ik woon hier goed, ik wil hier wonen. Ik wil me gedragen als een niet-priemgetal en me proportioneel blijven laten uitdagen door mijn plaaggeesten.

Schrijver: Mula Engels, 14 december 2011


Geplaatst in de categorie: eenzaamheid

4.3 met 3 stemmen 375



Er zijn 2 reacties op deze inzending:

Naam:
Wee
Datum:
15 december 2011
Geweldig! Ik herken :)
Naam:
Monique Methorst
Datum:
15 december 2011
Email:
moi636yahoo.com
Kortom: je wilt een goed cijfer voor wat je schrijft, ik zou zeggen..succes ermee.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)