Inloggen
voeg je column toe

Columns

Fin de siècle

'Verrek, die atoombom', is mijn eerste gedachte als ik onder de douche uitkom. Ik kijk ongerust uit het raam, maar er is geen roze paddenstoel te zien. Ik wrijf mijn haren droog en ga op een krukje zitten. De handdoek hangt als een scherm over mijn gezicht. Het geeft me een prenataal gevoel. Ik geniet intens. Als de handdoek wegglijdt, komt het immers allemaal weer: de atoombom, Afrikaanse uitgehongerde kinderen, de opkomst van uiterst rechts. Maar onder mijn handdoek bekijk ik de dingen in een ander perspectief. De geur van de wasverzachter verzacht ook de zwaarte van mijn schuld. Het feit dat ik een geprivilegieerde blanke westerling ben durf ik onder mijn handdoek even zonder schaamte onder ogen zien.

De radio beneden staat keihard. Mijn vrouw heeft niet zo'n last van existentiële tormenten. Mijn vrouw is een rots. Rocheeke noem ik haar soms, als ik wat teveel op heb. Ik noem haar zo sinds 31 december 1989. Sinds het begin van mijn fin de siècle- gevoel. Bij de laatste klokslag van 1989 werd ik me plots bewust van het zwarte gat. Het einde van de eeuw. Het was alsof mijn lichaam en geest onweerstaanbaar door een vacuüm werden aangezogen. In paniek klampte ik me vast aan mijn vrouw. Daar, onder die lelijke vierarmige luchter en de reeds verwelkte mistletoe noemde ik haar voor het eerst "mijn rocheeke". Wel twintig maal, tot de andere gasten er wat zenuwachtig van werden. Onze beste vrienden lieten zich nadien een tijdje niet meer zien, mijn vrouw sprak een maand niet meer tegen me, maar het waaide over. Toch werd het nooit meer als voorheen. Het gevoel bleef, ook al deed ik nu mijn best om het te verdoezelen. Eén voor één kwamen onze vrienden terug. Omstreeks het tijdstip van hun verjaardag belden ze me op met de smoes dat ze for old times' sake de vriendschapsbanden weer kwamen aansnoeren. Voor mij hoefde het niet meer. Maar om mijn vrouw te plezieren onderging ik hun bezoek. En weerstond ik zo goed mogelijk die irritante scheve lachjes op hun vriendschappelijke uitvreterssmoeltjes toen ze vroegen of ik weer beter was.

Ik schud de herinneringen van me af en leg de handdoek over mijn schouders. Tijd om de handen uit de mouwen te steken. Wil ik dat stukje voor de krant op tijd af hebben, dan moet ik me haasten. Ik leun wat opzij om aan het wc-papier te kunnen. Als de Belangrijke Gedachte komt, zal ik er klaar voor zijn. Verdomd, denk ik, ik ben mijn pen vergeten. Mijn oog valt op de lippenstift van mijn vrouw. Hij ligt in het zeepbakje. Gretig schroef ik de dop er af en wacht.

Ik citeer de eerste drie lijnen van Dantes inferno.

Nel mezzo del cammin di nostra vita

mi retrovai per una selva oscura

chè la diritta via era smarrita

Gisteren had dit voor gevolg dat voor mijn geestesoog Gina Lollobrigida in die hoe-heet-hij-ook-weer film als een druipende nimf uit het water opdook. Maar het lukt niet zo erg, en ik blijf wat op mijn honger zitten. Zenuwachtig begin ik de lippenstift rond te draaien. Net iets voor mij. Juist als het erop aan komt, valt meneer droog. Zip, nada. Geen hond die dit stuk wil lezen. Ik peiger mijn hersenen af, stimuleer de hoofdhuid rond mijn voorhoofdskwab met draaiende bewegingen van mijn duimen. Krul mijn tenen op om de bloedstroom naar mijn hersenen te activeren. Schrijf af en toe een zinnetje op een roze velletje. Maar de Belangrijke Gedachte blijft weg. Waarover moet ik schrijven? Weer over die atoombom? Nee, mijn uitgever heeft gezegd dat hij wel eens wat anders wil lezen.

'Nog één zo'n klote-artikel over die klote-bom en je vliegt.' Zo ongeveer verwoordde hij zijn mening over mijn schrijverschap. Duidelijk. Niet erg subtiel, maar duidelijk. De bom kan dus niet meer. De bom is definitief out.

Maar, waarover kun je in hemelsnaam nog schrijven, als je weet dat het bijna met ons afgelopen is? Als het huis in brand staat begin je toch ook niet te zeuren over een lekkende kraan? Goed dan, ik geef mijn baas zijn zin. Van lucht kun je niet leven. Er moet brood op de plank. Brood zal trouwens binnenkort niet meer te krijgen zijn. De lucht zal ook verpest zijn. Maar daar mag ik nu niet aan denken. Er staat teveel op het spel. Mijn baan bijvoorbeeld. Mijn baan! Alsof dat dan nog belang zal hebben! Wat heb je eraan als je een baan hebt, maar geen huis meer om in te wonen, geen lichaam meer om in te leven, geen... STOP! Denk aan iets anders.

Iets leuks. Iets leuks. Bijvoorbeeld, mijn vrouw. Ik ben er zeker van dat een artikel over haar zal inslaan als... Ja, dat zal mijn baas wel interessant vinden. Op het laatste feestje kon hij zijn ogen niet van haar afhouden. De geilaard. Ik zei nog tegen mijn vrouw dat ze wat uit die jurk gegroeid was, maar ze deed hem toch aan. Vermoedelijk is het door die jurk dat ik nog werk heb. Toch zit het me nog niet lekker. Goed, ze verjaarde, maar: moest hij daarom zijn tong zo diep in haar mond steken? Was het echt nodig dat hij daarbij zijn hand de vrije loop liet over welvingen die normaliter voor mij zijn gereserveerd? Dacht hij nu echt zich alles te kunnen permitteren? Mijn eerste impuls was om hem er af te trekken en murw te slaan. Maar ik bedacht me. Wat heeft het voor zin om bezitterig te doen als je weet dat straks alles, die jurk, mijn vrouw, mijn baas, de hele bol... ach, ik mag er niet aan denken.

Ik krijg er koude rillingen van. Weg met die handdoek. Op dat moment valt de bom.

Ik blijf er kalm onder. Vanop mijn krukje zie ik de paddenstoel in mijn raam groeien. Hij is zoals ik me hem altijd al heb verbeeld. Roze, als de feestjurk van mijn vrouw. De lippenstift en de velletjes papier vallen uit mijn hand. Oei, denk ik, een vlek op de vloer. Maar dan bedenk ik dat dat geen waardige laatste gedachte is en ik concentreer me. Net op tijd dringt het tot me door: de Belangrijke Gedachte, het Waardige Einde. In die laatste seconde besef ik grijnzend dat ook de onsterfelijken - Claus, Dante, Vergilius - in de vergeetput worden geslingerd. Eén moment zijn wij allen werkelijk gelijk. Een lichtflits lang fusioneren wij tot een homogene vleesklomp. Eén ondeelbaar moment zijn we ons bewust van de eenheid van alle dingen.

'Schiet op!' roept mijn vrouw. 'Je komt nog te laat!' Vlam! Mijn bomfantasie spat uiteen.

Gelaten vouw ik de roze papiertjes op. Beneden vraag ik aan mijn vrouw of ze nog zo'n grote, bruine enveloppe heeft waar de postbode in mag loeren.

'Geef hier die lippenstift, onnozelaar!' roept ze. Ze nadert dreigend. Onder de eettafel krabbel ik nog snel een Belangrijke Gedachte, voor mijn vrouw me de lippenstift ontrukt:

Wij zijn allen één als de bom valt.


Zie ook: https://sites.google.com/view/julesgrandgagnage

Schrijver: Jules Grandgagnage
8 januari 2024


Geplaatst in de categorie: humor

4.0 met 2 stemmen 81



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Sir Joanan Rutgers
Datum:
8 januari 2024
Een geweldige, spannende, beklemmende opbouw. Als angst voor een kernbomoorlog een déjà vu, die de sfeer van 'Dancing with tears in my eyes' van Ultravox uitstraalt. Toch is de eenheidsbeleving ook nú voelbaar, als je maar diep genoeg in jezelf graaft. Spirituele bewustwording is niet afhankelijk van een dodelijk massawapen, wat in wezen niets voorstelt. Overigens, jammer dat je er geen foto van jouw standvastige Rocheeke in die te nauwe jurk hebt bijgeplaatst!...

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)