T-shirt
21.
Ik ontdek dat er jongens en mannen zijn die naar me kijken. Niet alleen op school, maar ook als ik op straat loop of naar huis fiets. Vrachtwagenchauffeurs toeteren, bouwvakkers fluiten, de jongen van de fietsenstalling bloost als ik een kaartje bij hem koop.
Ik was altijd degene die verlegen was en als eerste bloosde. Dat er nu jongens zijn die van mij moeten blozen, vind ik bizar en onwerkelijk. Mijn hele leven ben ik onzichtbaar en nu verandert dat opeens. Een vreemde omwenteling en niet te rijmen met hoe er thuis met mij wordt omgegaan.
Naast onverschillig en nonchalant kan mijn moeder later ook heel venijnig kritisch en bot zijn. Ze zegt dat ik veel te mager ben, rare grijpvingers heb en veel te dunne benen. Mijn haar is een raar melkboerenhondenbosje, mijn neus heb ik van mijn opa, die stond ook scheef, mijn armen en enkels lijken op die van mijn oma, die hingen ook raar en stonden scheef. Als ik voor de spiegel sta, zegt ze lachend dat ik uit moet kijken, want de spiegel kan wel knappen van zo veel lelijkheid hahaha…
Als ik bij haar in de buurt ben, durf ik me amper te bewegen. Ik weet niet hoe ik staan, lopen of zitten moet. Ik ben me krampachtig bewust van mijn “rare” ledematen. Als ik zelf niet kan schaterlachen om al mijn zogenaamde gebreken, afwijkingen en tekortkomingen, krijg ik te horen dat ik saai en veel te serieus ben en geen gevoel voor humor heb.
Daar komt de opmerking “kop als een paardenkont” bij, die Meester regelmatig maakt tijdens hardhandige en niet zo onschuldige stoeipartijtjes.
Nee, van mijn buitenkant heb ik niet bepaald een hoge pet op. Het functioneert en daar is alles mee gezegd.
Daarom vind ik die plotselinge positieve aandacht voor mijn uiterlijk een onbegrijpelijke ontwikkeling die ik nauwelijks kan bevatten.
Die aandacht van de buitenwereld valt samen met nog een opmerkelijke verandering. Opeens heeft Meester oog voor mij. Hij heeft door dat ik bij hem in huis woon.
Als ik op een avond even bij een buurmeisje langs ga, zit Meester op de oprit met een paar jongens uit de buurt een biertje te drinken. Als ik vlakbij ben, zie ik Meester naar mij wijzen en hoor ik hem zeggen: “Heeft ze geen leuk shirtje aan? Zie je waar dat handje zit haha..? Jammer dat het handje niet wat groter is en dat er aan de andere kant geen hand zit hahaha..!”
(Ik draag een lichtblauw T-shirt met een vaag motief van foto’s uit kranten. Ik heb dat t-shirt al heel lang en draag het vaak, maar het was mij nog nooit opgevallen dat er ter hoogte van mijn linkerborst een klein handje te zien is.)
Ik schrik me wezenloos en krijg een hoofd als een boei. De jongens lachen, maar gelukkig niet zo uitbundig als Meester.
Thuis heb ik het T-shirt onmiddellijk weggegooid. Van de gedachte dat Meester al die tijd dat handje heeft gezien en daar blijkbaar bepaalde gedachten bij heeft gehad, walg ik zo, dat ik er van moet kotsen.
Geplaatst in de categorie: lichaam
De incestueuze insinuaties van je verwekker zijn gruwelijk en moet je totaal bij hem laten, want híj is gestoord en niet jij. Hij heeft zijn eigen jeugdtrauma's op jou botgevierd, net als je lelijke 'moeder' overigens.
Je bent mooi zoals je bent.