Inloggen
voeg je autobiografie toe

Autobiografieen

Egmond-Binnense herinneringen

De zwarte mantel van Zorro is heel anders dan het zwarte habijt van een benedictijn. Als kind had ik een Zorro-boek met zwart-wit foto's. Op de blanco bladzijden schreef ik: Ik hou van patat, ijsjes, snoep, spekkies en drop. Juist dat was niet hoofdzakelijk in de St. Adelbertabdij aanwezig. Dat sombere habijt diende om ingetogen te zijn, contemplatief en zwijgzaam. Ik was zomaar in het diepe gesprongen, zonder de consequenties te kunnen overzien. Ik had me ernstig vergist, maar ik was al zo in de war met mezelf, ontspoord en vereenzaamd. En ik heb me bij tijd en wijle zeer uitgesloofd en om de dagelijkse discipline bij te kunnen houden ging ik ver over mijn eigen grenzen. Wat voor een ander een makkie was, was voor mij een helskarwei. Alleen al dat dag in dag uit op elkanders lippen zitten, benauwde me vreselijk en was een uitvergroting van mijn zondagse kerkgang van vroeger. Ik had de lat veel te hoog gelegd, maar met een onbewust katharsis-doel. Door al mijn godsdienstige trauma's op de spits te drijven, kon ik het doen ontploffen, ontgiften, en eraan ontkomen. Door de gifslang recht in de ogen te kijken, kon ik hem bezweren.

Gelukkig kreeg ik hulp van binnenuit, ook al was ik lange tijd de enige jongere in dat bejaardentehuis. Ik vroeg de abt om een televisie aan te schaffen. Hij keek me aan alsof ik om dope vroeg. Nu heeft iedere monnik daar internet op zijn kloostercel. Dat steekt me nog steeds. Als postulant deed ik de deuren van de kerk en de refter open en dicht en bediende ik het licht. Later werd ik ook klokluider, wat nog best nauw stak. Ik ging inderdaad een half metertje de lucht in. Misschien doordat er geen wereldse afleidingen waren, herinner ik me ieder detail nog als de dag van gisteren. Bijvoorbeeld het lelijk afgewerkte Mariabeeld onder aan de kloostertrap, waar ik iedere ochtend weer tegen aan moest kijken en dat iedere monnik een eigen postvakje had. Daar lagen ooit erotisch getinte brieven van een vriendin. Die tegenstelling gaf me een enorme kick. De spanning van iets stouts doen was daar honderd maal extra voelbaar. Ook toen ik samen met broeder Rinus een gegapte Westmalle tripel soldaat maakte. Of toen ik met de priesterstudent Mathieu naar een sexfilm in Egmond-aan-Zee ging. Of toen twee jongevrouwen mij op hun gastencel vroegen, wat er onder mijn habijt zat. 'Nou, dames, kijk zelf maar even!', had ik kunnen zeggen, maar daar fantaseerde ik later dan weer over. Dan was er nog Marcel, een zeer vrolijke jongeman, die prachtig Gregoriaans kon zingen. En broeder Hans Bolier, over wie ik eerder heb geschreven en die een foto van een klein orgeltje op internet heeft geplaatst, waar de monniken nu op begeleid worden tijdens hun verslavende, tranceverwekkende koorgezangen.

In mijn tijd was de refter nog boven de onderaardse bibliotheek, zodat je die schat aan kennis door de vloer voelde opstijgen, via je voeten absorberend. Het monotone voorlezen van middeleeuwse toestanden en de boeken van Paustovski deed me verder in slaap sussen. Iedere minuut leek wel zinvol te moeten worden besteed, om tureluurs van te worden. Daarbij was mijn geestelijk leidsman, broeder Simon, een nog grotere vitalist dan Hendrik Marsman en wilde die steeds mijn sombere gelaat opvrolijken, mij uit mijn veilige cocon trekken. Broeder Rinus grapte meestal met pater Van Boven, die het postuur van een bierbrouwer had. Als ik afwasdienst had, dan moesten de vuile borden en drinkbekers in plastic kratten, die je in een smoorhete, stomende, ijzeren machine moest duwen. Omdat ik van nature een traag, maar daardoor wel aandachtig ritme heb, viel me die opgefokte snelheid bar tegen.

Op een dag zag ik door het ronde raampje in de deur naar de refter bisschop Philippe Bär van het bisdom Rotterdam op de stoel van de abt zitten. Hij leek wel een volgevreten koning, die ieder moment vermaakt moest worden. Dat was in die omstreden tijd van seksueel misbruik jegens minderjarigen door priesters, die onder zijn verantwoordelijkheid vielen en die hij luchtig de hand boven het hoofd hield. Bär is benedictijn, wat zijn bliksembezoek verklaarde. Ik vraag me af of hij misschien niet toevallig mijn brutale snufferd door die patrijspoort heeft gezien. Ik hoop het maar.

Tijdens een retraiteweek kregen we stichtelijke les van Dom Benoît Standaert, OSB, die de hele week over het Johannesevangelie doorzaagde, maar ik moet wel zeggen, met veel elan en wijsheid. Benoît heeft een prima indruk op mij achtergelaten, want je treft zelden zulke zachtaardige, aimabele en wijze exegeten als hem. Omdat Johannes de meest dichterlijke en emotionele evangelist is, sprak me het extra aan. Met mijn geestelijk leidsman ging ik in het dorp op bezoek bij een ontspoorde jongere, die alcoholist was. Was dat ter afschrikking of wat? Hij woonde in een soort vakantiehuisje achter een woonhuis. Ik had wel met hem te doen, net als met die jongen, die in de kloostertuin ronddoolde keihard 'Thorn between two lovers' zong. 'We krijgen wel vaker ontsnapte patiënten uit Heiloo over de vloer!', zei broeder Simon, 'meestal bellen we dan de politie en die brengen ze terug!'. Op dát moment koos ik resoluut voor die verdwaalde jongen!...

Schrijver: Joanan Rutgers, 13 december 2015


Geplaatst in de categorie: geschiedenis

4.0 met 3 stemmen 81



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)