Inloggen
voeg je autobiografie toe

Autobiografieen

Ouderlijk huis

Zeventien jaar oud was ik toen ik in een andere stad kwam te wonen. Het reizen met de trein was niet te doen. De situatie thuis was daarvoor niet geschikt. Het was beter het ouderlijke huis te verlaten. Dan kon het turbulente gezinsleven doorgaan zonder mijn aanwezigheid. Mijn oudste broer was al het huis uit en mijn oudere zus woonde over de oceaan. Mijn ouders en mijn jongste broer mochten voortaan samen in het huis blijven wonen.

Ik kon altijd in het weekend nog eens een kijkje komen nemen. Dan was mijn moeder er weer met haar kwispelende hondje. Haar rode Volvo op de parkeerplaats voor het binnenplein.
Dan was mijn vader er weer met zijn pratende papegaai, die maar twee woorden kende. Dan sloot mijn jongere broer zich weer op in zijn kamer omdat hij boos was. Op de wereld en op zichzelf.

Het ouderlijk huis stond in een achterbuurt van een grote stad met een haven. Een arbeidersbuurt waar eenvoudige mensen woonden.
Gastarbeiders, gewone mensen uit het volk met een niet al te ruim inkomen.
Het was een uit betonblokken opgetrokken gezinshuis met twee kamers voor de overgebleven kinderen en een grote slaapkamer voor mijn ouders. Die ieder een apart bed hadden. Een badkamer, een keuken die aan de woonkamer grensde en een box waar mijn vader zijn gereedschap had liggen.

We waren er komen wonen toen ik vijftien jaar oud was, dus ik had er niet heel veel herinneringen aan. Alleen alles wat er gebeurd was in de twee jaar dat ik er woonde. Het was een drukke stad, met veel verkeer en altijd veel mensen op straat. Bij guur weer was het wat rustiger. Ik maakte dan dikwijls lange wandelingen door de buurt om te zien waar ik op deze wereld was komen te wonen.

Voor mijn school woonde ik voortaan op een kamer in Utrecht, maar twee keer per maand keerde ik een weekend terug naar Amsterdam, de stad waar ik was geboren.

Terug in het ouderlijk huis was alles hetzelfde. Mijn moeder had wat snuisterijen gekocht voor op de vensterbank. Ze was meer moeder dan vrouw. Altijd bezig met de was en de boodschappen en altijd ontevreden over haar leven door hetgeen zij zo graag miste. Ze hield van de kamerplanten en de hond en veel minder van mijn vader. De bromfiets van mijn vader stond voor het huis. Hij ging er mee naar zijn werk en hij kwam er mee terug van zijn werk.

Het was in dat ouderlijk huis dat ik voor het eerst zomaar voor mezelf korte tekstjes schreef over waarnemingen die ik had gedaan. Ik liet ze nooit aan iemand lezen. Iets wat me was opgevallen op school aan het gedrag van mensen die daar naar toe kwamen om iets te leren.

Voor het huis was een binnenplein omringd met de andere huizen die in de andere richting naast het plein stonden. De kleine tuinen hadden een afscheiding met groene schuttingplanten tot een meter hoogte. Dus je keek altijd bij die mensen in de tuin.

Ik had lang nagedacht over wat het zou worden met dit huis. Ik zou er nooit meer terugkeren, want ik was op zoek naar een eigen plek na mijn studie. Zouden mijn ouders er blijven wonen? Jaren later kreeg ik het antwoord. Mijn ouders besloten om te vertrekken uit de stad en kochten een kleine woning in een naburige stadje waar de mensen een tuin achter de woning hadden.

Het leven dat zich daar afspeelde kon ik mij vele jaren later maar gedeeltelijk voor ogen krijgen. Ik kwam er niet vaak omdat de keren dat ik er kwam er altijd sprake was van ruzie en onenigheid tussen mijn ouders. Ik zag wel dat ze er een mooi leven hadden. Het huis puilde uit met allerlei spulletjes die ik zelf nooit voor mijn plezier had willen kopen. Mijn moeder verzamelde van alles en nog wat.
Dat ze daarnaast nog zoveel ruimte hadden om elkaar het leven zuur te maken was voor mij een doorn in het oog.
Het was geen plek waar ik voor de gezelligheid naar toe hoefde te gaan. En dat had ook tot gevolg dat ik er niet vaak meer kwam.

Tegen het einde van hun leven gingen mijn ouders uiteindelijk toch apart wonen, omdat het in de vele jaren daarvoor al duidelijk was geworden dat het samen niet ging.

Ze verkochten de woning in Diemen en gingen daar in de buurt ieder in een eigen woning wonen. Later vertrok mijn moeder naar Amsterdam West omdat ze daar dichterbij haar oudste kleinzoon kon wonen. Daar bleef ze tot het einde van haar leven wonen.

Mijn moeder had tijdens haar leven al psychische problemen. Naarmate ze ouder werd werden die erger en kon zij zichzelf moeilijk redden. Ze kreeg een vriendschapsrelatie met een mantelzorger waar ze min of meer verliefd op werd. Toen deze er geen zin meer in had omdat hij mijn moeder te veeleisend vond stortte de wereld van mijn moeder in en ging zij snel achteruit.

Pogingen om haar in een verzorgingstehuis te krijgen mislukten omdat mijn moeder paranoïde was tegenover hulpverleners en wanen had over diefstal die niet was begaan, en daardoor als de doods was om in een verzorgingstehuis te eindigen.


Mijn oudere zus en haar oudste zoon hebben haar de laatste maanden proberen bij te staan.
Een ouderlijk huis is er niet meer. Alleen het zandkasteel dat ik maakte op het Noordzeestrand samen met mijn vader kan ik mij herinneren in mijn dromen.

Schrijver: Kees Broodakker, 18 maart 2019


Geplaatst in de categorie: ouders

4.5 met 2 stemmen 478



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)