Haiku
Wat is (een) haiku? Zo weinig woorden als de haiku zelf nodig heeft (of juister: maar mag gebruiken), zo veel woorden zijn er nodig om duidelijk te maken wat (een) haiku is. Je raakt er niet over uitgeschreven...
Terwijl de oorsprong van de haiku gehuld is in de nevelen van de Japanse Middeleeuwen, is het exact bekend wanneer de haiku in Nederland werd geïntroduceerd. Dat was in 1863. In dat jaar werd, uiteraard ver- en hertaald in het Nederlands, de eerste haiku in ons land gepubliceerd, en wel in het literaire blad De Gids onder leiding van dichter en hoofdredacteur Potgieter (1808-1875).
Deze merkwaardige dichtvorm, met haar bijna minimalistische structuur van slechts 3 regels van resp. 5, 7 en weer 5 lettergrepen, was hier nog volslagen onbekend. Eerst wilde Potgieter het gedichtje - dat volgens hem geen poëzie was! - absoluut niet plaatsen. Na aandringen van niemand minder dan de Koning ging hij overstag. Koning Gorilla, zoals de vooraanstaande vrijdenker en sociaalanarchist Domela Nieuwenhuis (1846-1919) Koning Willem III om geheel andere redenen later zo liefkozend zou noemen, Koning Willem III dus had niet zozeer oog voor de poëzie als wel voor de economische en financiële belangen van de heersende burgerij... De Japanners zouden zich op hun teentjes getrapt kunnen voelen en dat zou de handelsbetrekkingen tussen ons Koninkrijk en dat verre Keizerrijk wel eens in gevaar kunnen brengen. Vergeet niet dat het de tijd was van de Droogstoppels... (Type van de berekenende kunst- en theater-hatende (klein)burger uit de “Max Havelaar” van de vrijdenker en schrijver Multatuli, in 1860 verschenen.)
Rotterdam en haiku
Hoe kwam de eerste haiku hier verzeild? Een jonge leerling-smid was naar Rotterdam gezeild met een delegatie van hoge heren, die men in Japan hatomoto noemt. (Ons woord hotemetoot (of het minder gebruikelijke hotemetotem) voor ‘hoge piet’ is daarvan afgeleid.) De jongeling was opgetogen over de stad waar hij stage liep en bracht dat op typisch Japanse wijze onder woorden: met een haiku. Deze leerling-smid, Matsu Toko genaamd, liep stage bij Bart Wilton (1828-1898), de grondlegger van het latere scheepsbouwconcern Wilton-Feijenoord, en schreef het volgende gedicht:
In mooi Rotterdam
leer ik een vak voor later -
stad aan het water
Niks natuur, gewoon de realiteit van dat moment.
Geschiedenis
Zoals gezegd verliest de oorsprong van de haiku zich in de sluier van de Japanse vroege Middeleeuwen. Net als andere Japanse poëzie-uitingen werden deze gedichten vooral geschreven door edelen en priesters. Reizende dichter-zangers verspreidden ze door heel het land. Hoewel Matsu Kinsaku (1644-1694) - beter bekend onder zijn bijnaam Bashô - algemeen en waarschijnlijk terecht wordt gezien als de allergrootste haikudichter ooit, was hij absoluut niet de eerste, zoals vaak ten onrechte wordt beweerd. Vóór hem waren er anderen, zoals Moritake (1452-1540), Sokan (1458-1546) en Soin (1604-1682) die in deze versvorm dichtten.
Groten na hem zijn Taniguchi Buson (1715-1783), Issa (1763-1827) en Masaoka Shiki (1867 of '69-1902). De laatste creëerde bovendien de naam haiku (in het Nederlands en Vlaams ook wel geschreven als haikoe, hoewel ik dat minder mooi vind). Hij formuleerde ook een aantal regels waaraan de haiku volgens hem moest voldoen. We zien dus dat de haiku niet een ‘voor eeuwig vaststaande vorm en inhoud’ heeft zoals ten onrechte wordt gesuggereerd en zelfs dogmatisch wordt geproclameerd door puristische traditionalisten. Daarover later meer.
Haiku is de hedendaagse naam voor de hokku, oorspronkelijk het eerste deel van de renga ('geschakelde', d.w.z. aan elkaar geregen, gedichten) onder de naam haikai no renga ('de eerste regels van een aaneenschakeling van dichtregels'). De naam werd later haikai no hokku ('humoristische beginregels') en weer later (door toedoen van Shiki, zie hierboven) werd de hokku onder de naam haiku een zelfstandig vers.
Renga
Renga of renku waren langere verzen die begonnen met 3 regels van resp. 5, 7 en 5 lettergrepen, waarna 2 regels van elk 7 lettergrepen volgden en dan weer 3 regels 7-5-7 enz. De eerste 3 regels heetten hokku, de 2 regels daaropvolgend waki. De zelfstandig geworden haiku bestond dus uit 3 regels van resp. 5, 7 en weer 5 'lettergrepen'.
Tanka
Hokku en waki samen vormden een tanka ('kort lied'). De tanka kreeg al in de 6de, 7de eeuw (!) de vaste vorm van 31 lettergrepen volgens het schema 5 - 7 - 5 - 7 - 7. Meestal dichtte iemand 3 regels (hokku) en moesten anderen er 2 regels (waki) aan toevoegen. Deze laatste 2 regels gaven het gedicht soms een wending of drukten een conclusie of juist een vraag uit. De hokku en tanka werden uiterst populair. De priester-dichter Saigyo-hosi (12de eeuw) wijdde zijn leven aan het schrijven van tanka. Rond 1350 was de bloeitijd van de tanka voorbij. In de Meiji-periode, genoemd naar Keizer Meiji die van 1867 tot 1912 over Japan regeerde, bloeide de tanka beoefening weer op. De kyoka is de tanka waarin het onderwerp niet langer de natuur is, maar de mens.
Zowel in de renga of renku als de tanka en haiku wordt een diep geworteld gevoel van eenheid met de natuur tot uitdrukking gebracht. Het zenboeddhisme speelt hierin een grote rol. In zekere zin kan zelfs worden gesproken van 'haiku leven' en niet slechts van 'haiku schrijven'. Al vroeg speelt toch ook de mens een rol in o.a. de tanka, zoals uit het volgende voorbeeld blijkt:
was ik maar geweest
deze dauw uit de bergen
die u doorweekte
toen ge daar stond te wachten
op mij, in druipende dauw!
Vrouwe Ishikawa, ca. 675 (!)
De Japanse mens is in die tijd nog niet "ontworteld" maar leeft tot op zekere hoogte in harmonie met de hem omringende natuur. De klassieke Japanse haiku (een woord dat in het Nederlands zowel enkelvoud als meervoud is, hoewel af en toe voor het meervoud ook wel haiku's of haikoes wordt gebruikt) kenmerkt zich dan ook door een hevige en tegelijk diepgaande eenheidsbeleving met de natuur. Bovendien heeft elke goede haiku onwillekeurig een didactische uitwerking, omdat de lezer, als hij er tenminste voor open staat, op andere wijze gaat kijken naar de dingen om hem heen.
eerste sneeuwvlokjes
het blad van een herfsttijloos
buigt haast onmerkbaar
Matsu Bashô
De meeste haiku verwijzen, overigens zonder dit bij naam te noemen, net als bovenstaande, naar het seizoen waarin de beschreven gebeurtenis plaatsvindt. Het woord dat deze verwijzing uitdrukt noemt men kigo. Zo zijn "sneeuw" en "ijs" kigo voor winter, "bloesem" of "knop" zijn dat voor lente. De indeling naar seizoenen is in traditionele haikukringen zo vanzelfsprekend dat het de gewoonte is geworden om in publicaties van haiku deze te groeperen per seizoen. Zo dragen de hoofdstukken van (verzamel-)bundels vaak de titel haru (lente), natsu (zomer), aki (herfst) en fuyu (winter).
De haiku wortelt dus in een eeuwenoude Japanse traditie en is daar bijna vanzelfsprekend de vorm bij uitstek geworden om zich poëtisch uit te drukken. Miljoenen Japanners (een schatting eind jaren ‘90 van de 20ste eeuw spreekt van ca. 6 miljoen) schrijven haiku of tanka. Er zijn in Japan (en daarbuiten) vele honderden haiku- en tanka-periodieken.
Regels
De (klassieke, authentieke, Japanse, of ‘pure’) haiku was en is een natuurgedicht. Naast de al eerder genoemde elementen of (deels ongeschreven) wetten gelden onder meer de volgende regels:
? Bewust/opzettelijk rijm wordt niet gebruikt
? elk van de 3 regels moet zoveel mogelijk een geheel op zich zijn
? meestal is in de 3de regel (soms de 2de) sprake van een wending die naar een verdieping van gevoel of besef leidt
? de 1ste en 3de regel, de 1ste en 2de regel, maar ook de 2de en 3de regel kunnen vaak als een eenheid worden gelezen
? hoewel het gedicht een ware gebeurtenis of waarneming weergeeft, is het meer dan een pure mededeling of feitelijke weergave van die gebeurtenis (hoezeer ook poëtisch verwoord), maar heeft het vaak een onuitgesproken diepere laag
Toch kan van elk van deze regels worden afgeweken, op voorwaarde uiteraard dat het gedicht zijn schoonheid behoudt - of dat de "afwijking van de weg" deze schoonheid juist vergroot. Het plezier van het dichten mag immers niet vergald worden door "kommarijderij" of muggenzifterij. Zo is haiku schrijven in de meest letterlijke zin een woordkunst: met bijzonder weinig materiaal zo veel mogelijk zeggingskracht creëren.
De volgende haiku is de bekendste en beroemdste aller haiku. Hij is van de hand van de eerder genoemde Bashô:
o, oude vijver!
een kikvors springt van de kant
geluid van water
IJzeren regels?
De interpretatie en het gebruik van het begrip "lettergreep" leveren problemen op, omdat het Japans strikt genomen geen lettergrepen kent. De Japanse "lettergreep" (ji-on) komt wat klankkleur betreft echter overeen met onze lettergreep. Maar een Japans woord dat op een 'n' eindigt heeft daarmee al een lettergreep extra, zodat het al niet meer met het Nederlands klopt. Om het nog ingewikkelder te maken: Japanse haiku worden op 2 regels geschreven. De meest voorkomende verdelingen zijn 5-12; 8-9; 9-8; 7-10 en 10-7. Wel altijd 17 lettergrepen dus. Bovendien is het Japans zeer flexibel: het zinnetje "Moeder gaf het gisteren aan het katje" kan bv op 24 (!) verschillende manieren worden geschreven en heeft evenzoveel (weliswaar niet allemaal even zinvolle) betekenissen.
Het is, in navolging van de renga traditie, algemeen gebruik om bij het schrijven van "Europese" ("Westerse") haiku de versmaat 5-7-5 toe te passen. Toch wordt tegenwoordig, en dan vooral in Noord-Amerika, van deze 'ijzeren regel' afgeweken. We komen daar dan ook haiku tegen van slechts 11 lettergrepen, bijv. 3-5-3. Omdat dat soms weer te kort is om de gedachte 'achter' het gedicht tot uiting te brengen, worden ook wel andere aantallen lettergrepen gebruikt. Wel blijft het schema 'kort lang kort' gehandhaafd. Deze vrijgevochten vorm noemt men wel "free form haiku".
Rijm
Een haiku mag officieel niet rijmen. Maar een bevallig gedicht waarin op geheel ongekunstelde ("toevallige") wijze een mooi rijm voorkomt is uiteraard te verkiezen boven datzelfde gedicht waarin rijm dwangmatig is vermeden! Het gaat niet om het doctrinair toepassen van kille regels maar om de warmte van de dichtregels. Zeker in de niet-traditionele haiku komt af en toe ongedwongen rijm voor. Zo ontstond tijdens het schrijven van de eerste versie van dit artikel het volgende "bontje" (voor uitleg van het begrip "bontje" zie verderop) waarin een grap wordt uitgehaald met het woord rijm, dat immers ook "op een oppervlakte bevroren dauw" is:
haicool
"rijm is verboden!"
maar die hansworst van een vorst
laat dat Siberisch
Jan Bontje 1998
Het niet hoeven rijmen heeft ook een voordeel. Het geeft de dichter veel meer vrijheid dan bijv. in het ollekebolleke of het sonnet.
Senryu
Moet een haiku over de natuur gaan? Ondanks het voorafgaande: ja en nee. De 'klassieke' haiku was en is inderdaad natuurpoëzie pur sang. Al gauw ontstonden echter vrijere uitingen, zoals de senryu, genoemd naar de dichter Karai Hachiemon (1718-1790) die de bijnaam Senryu ('waterwilg') droeg en onder deze naam publiceerde. (Het is in Japan heel gebruikelijk dat dichters een bijnaam hebben.)
De senryu is net als de wilg "buigzaam, taai en zacht". Senryu was de reactie van het volk op de haiku van de adel en de geestelijkheid, waarin uitsluitend aandacht gold voor de natuur. De mens en zeker de "gewone man" kwam in de hokku of haiku niet voor. Veelzeggend is in dit verband de titel van een boekje van J.C. Brown: "Senryu - poems of the people" (1991). Je zou kunnen zeggen dat de senryu beschrijft wat de haiku oversloeg: de mens in zijn doen en laten, maar wel doordrenkt met het diepgewortelde eenheidsbesef met de natuur dat de Japanse cultuur en religie kenmerkt.
De mens is onlosmakelijk deel van de natuur. Wat hij ook doet of laat, produceert of vernietigt: hij kan niet ontsnappen aan de natuur en haar wetten, die altijd en overal gelden. In deze opvatting is alles 'natuur' en is de tegenstelling natuur - mens opgeheven. Doctrinaire haikuïsten die schrijvers van "vrije haiku" bekritiseren omdat zij "niet over de natuur schrijven" zijn dus roomser dan de paus. Vaak wordt om nog een andere reden nogal denigrerend over de senryu gedacht: het zou als "volkspoëzie" geen echte literatuur zijn. Natuurlijk bevinden zich sommige senryu (en haiku) op het snijvlak van rijmelarij en poëzie en kan men zich daaraan lelijk bezeren. Maar dat verschijnsel komt men in alle poëzie-uitingen tegen en is dus geen argument om senryu als zodanig als inferieur af te doen. Bovendien zijn veel senryu gevat en geven zij vaak een haarscherp psychologisch beeld van de mens.
De grens tussen senryu en haiku is tegenwoordig bij veel beoefenaren trouwens erg vaag, zo niet opgeheven. Een - anoniem - voorbeeld:
toen hij bloemen stal
vloog een vlindertje hem na
in alle stilte
Variaties op een thema
In Nederland en België is de haiku populair. Er zijn tientallen plaatselijke haikukringen en in beide landen is er een landelijke organisatie van haikudichters. In veel andere landen zijn vergelijkbare organisaties. Naast deze 'erkende' haikisten/haikuïsten zijn er haikudichters die hun eigen koers varen. Kees van Kooten (ja, die) heeft voor de aardigheid wel haiku geschreven die hij haikoot noemde. Op het internet was er zelfs een website genaamd Haikots, een humoristische (?) variant van de haiku. Er is nog een andere moderne variant op deze eeuwenoude poëzie: de bontje. De redacteur van het weekblad waarin ik een aantal jaren elke week een haiku mocht plaatsen, noemde in zijn inleiding bij mijn eerste haiku dit gedicht “de eerste ‘bontje’ in een hopelijk lange reeks”. Om gezeur over de vraag of het wel of geen “echte haiku” zijn koos ik voor de naam bontje.
De beperking tot natuurgedichten ervaar ik met velen als een knellende en onnodige beperking. De onderwerpen van de ‘bontje’ worden net als in haiku en senryu "overal vandaan gehaald" - of juister: kunnen zich op elke plek - inclusief het ‘onderbewustzijn’ van de schrijver - en op elk moment, onverwachts voordoen. In een bontje mag worden gerijmd, mag een idee worden weergegeven, een ideaal, een gebeurtenis of een ingeving. Het is mijn eigen voertuig om mijn gedachten te vervoeren. Zo kan "zomaar" een bontje ontstaan:
dichten soort bericht
uit de chaos opgepikt
zonder rang geschikt
Jan Bontje, 1998
*
Dit essay werd oorspronkelijk gepubliceerd in de "Meanderkrant: Woensdageditie" (nummer 3) op woensdag 16 december 1998. Het is op een aantal punten aangepast en verbeterd.
© Jan Bontje 1998/1999/2000/2008/2010/2012/2021
3 oktober 2021
Geplaatst in de categorie: haiku
De wereld krijgt een verfje
De winterschilder